Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. eigengereidheid:
  2. eigengereid:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor eigengereidheid (Nederlands) in het Duits

eigengereidheid:

eigengereidheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de eigengereidheid (eigenwijsheid; eigenzinnigheid)
    die Eigensinnigkeit; der Eigensinn; die Halsstarrigkeit

Vertaal Matrix voor eigengereidheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Eigensinn eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid
Eigensinnigkeit eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid
Halsstarrigkeit eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid halsstarrigheid; hardhoofdigheid; hardnekkigheid; koppigheid; stijfhoofdigheid; stijfkoppigheid; weerbarstigheid; weerspannigheid

Verwante woorden van "eigengereidheid":


eigengereid:

eigengereid bijvoeglijk naamwoord

  1. eigengereid (eigenwijs; eigenzinnig)
    naseweis; vorwitzig; vorlaut

Vertaal Matrix voor eigengereid:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
naseweis eigengereid; eigenwijs; eigenzinnig
vorlaut eigengereid; eigenwijs; eigenzinnig
vorwitzig eigengereid; eigenwijs; eigenzinnig

Verwante woorden van "eigengereid":