Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aneignen
|
aanleren; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; verwerven
|
bemachtigen; in bezit nemen; toeëigenen
|
anlernen
|
aanleren; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; verwerven
|
bijbrengen; doceren; inlichten; onderrichten; onderwijzen; voorlichten
|
einpauken
|
aanleren; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; verwerven
|
bijbrengen; doceren; inlichten; onderrichten; onderwijzen; voorlichten
|
erlernen
|
aanleren; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; verwerven
|
bijbrengen; blokken; doceren; inlichten; leren; onderrichten; onderwijzen; studeren; voorlichten
|
lernen
|
aanleren; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; verwerven
|
bijbrengen; blokken; doceren; iets leren; inlichten; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; onderrichten; onderwijzen; oppikken; opsteken; studeren; verhelpen; voorlichten
|
sich einer Sache bemächtigen
|
eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven
|
|
sich etwas beschaffen
|
eigen maken; iets bemachtigen; kopen; verkrijgen; verwerven
|
|
studieren
|
aanleren; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; verwerven
|
bestuderen; blokken; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; oefenen; onderwijzen; oppikken; opsteken; repeteren; studeren
|