Nederlands

Uitgebreide vertaling voor eenvoud (Nederlands) in het Duits

eenvoud:

eenvoud [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de eenvoud (soberheid; simpelheid)
    die Einfalt; die Einfachheit; die Schlichtheit; die Bescheidenheit; die Anspruchslosigkeit
  2. de eenvoud (ongekunsteldheid; natuurlijkheid)
    die Einfalt; die Natürlichkeit; die Naivität; die Einfältigkeit; die Kindlichkeit; die Gutgläubigkeit
  3. de eenvoud (eenvoudigheid; simpelheid)
    die Einfachheit; die Bescheidenheit; die Genügsamkeit

Vertaal Matrix voor eenvoud:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anspruchslosigkeit eenvoud; simpelheid; soberheid bescheidenheid; dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; pretentieloosheid; voorkomendheid
Bescheidenheit eenvoud; eenvoudigheid; simpelheid; soberheid bescheidenheid; dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; nederigheid; onderdanigheid; onderworpenheid; pretentieloosheid; voorkomendheid
Einfachheit eenvoud; eenvoudigheid; simpelheid; soberheid argeloosheid; dwaasheid; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; kinderlijkheid; makkelijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; simpelheid; simpliciteit; zotheid
Einfalt eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid; simpelheid; soberheid argeloosheid; bescheidenheid; dwaasheid; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; kinderlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; pretentieloosheid; simpelheid; zotheid
Einfältigkeit eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid dwaasheid; geesteloosheid; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; kinderlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbenulligheid; onnozelheid; onwetendheid; simpelheid; stompzinnigheid; zotheid
Genügsamkeit eenvoud; eenvoudigheid; simpelheid bescheidenheid; dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; genoegzaamheid; pretentieloosheid; tevredenheid; voorkomendheid
Gutgläubigkeit eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid argeloosheid; goedgelovigheid; kinderlijkheid; lichtgelovigheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; simpelheid
Kindlichkeit eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid argeloosheid; dwaasheid; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; kinderachtigheid; kinderlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; simpelheid; zotheid
Naivität eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid argeloosheid; kinderlijkheid; kindsheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; simpelheid
Natürlichkeit eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid
Schlichtheit eenvoud; simpelheid; soberheid argeloosheid; bescheidenheid; kinderlijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; pretentieloosheid; simpelheid

Wiktionary: eenvoud

eenvoud
noun
  1. afwezigheid van pracht en praal

Cross Translation:
FromToVia
eenvoud Einfachheit simplicitéqualité de ce qui n’est pas composé.

Computer vertaling door derden: