Nederlands

Uitgebreide vertaling voor durf (Nederlands) in het Duits

durf:

durf [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de durf (moed; gewaagdheid; lef)
    die Mut; die Courage; die Tapferkeit; die Kühnheit; die Tollkühnheit; der Schneid; der Wagemut; die Schneidigkeit; der Mumm; die Gewagtheit

Vertaal Matrix voor durf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Courage durf; gewaagdheid; lef; moed
Gewagtheit durf; gewaagdheid; lef; moed
Kühnheit durf; gewaagdheid; lef; moed dapperheid; driestheid; kloekheid; koenheid; moed; onbesuisdheid; onversaagdheid; onverschrokkenheid; overmoed; roekeloosheid; stoutmoedigheid; vermetelheid; waaghalzerij
Mumm durf; gewaagdheid; lef; moed
Mut durf; gewaagdheid; lef; moed driestheid; kloekheid; koenheid; onverschrokkenheid; stoutmoedigheid; vermetelheid
Schneid durf; gewaagdheid; lef; moed gepraal; praalzucht
Schneidigkeit durf; gewaagdheid; lef; moed aandrift; adremheid; bijdehandheid; bitsheid; daadkracht; dapperheid; energie; esprit; fermheid; fut; gevatheid; in vorm zijn; kattigheid; koenheid; kordaatheid; kracht; kranigheid; moed; momentum; onversaagdheid; puf; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; vinnigheid; werklust
Tapferkeit durf; gewaagdheid; lef; moed dapperheid; driestheid; fermheid; kloekheid; koenheid; kordaatheid; moed; onversaagdheid; onverschrokkenheid; stoutmoedigheid; vermetelheid
Tollkühnheit durf; gewaagdheid; lef; moed bravourestuk; driestheid; kloekheid; koenheid; onbesuisdheid; onbezonnenheid; ondoordachtheid; ondoordachtzaamheid; onverschrokkenheid; overmoed; roekeloosheid; stoutmoedigheid; vermetelheid; waaghalzerij
Wagemut durf; gewaagdheid; lef; moed branieschopper; haantje; ondernemingslust

Verwante woorden van "durf":


Wiktionary: durf


Cross Translation:
FromToVia
durf Unverfrorenheit; Frechheit gall — impudence or brazenness
durf Nerv nerve — courage
durf Schlachten; Gemetzel; Metzelei; Mut; Hinmorden abattage — Traductions à trier suivant le sens
durf Kühnheit; Wagemut; Waghalsigkeit; Verwegenheit; Draufgängertum; Dreistigkeit; Keckheit; Frechheit; Unverschämtheit audacehardiesse excessif.
durf Mut courage — Caractéristique de vaincre la peur, supporter la souffrance, braver le danger

durven:

durven werkwoord (durf, durft, durfde, durfden, gedurfd)

  1. durven (riskeren; wagen; avonturen)
    wagen; riskieren; sich trauen; sich getrauen; sich wagen
    • wagen werkwoord (wage, wagst, wagt, wagte, wagtet, gewagt)
    • riskieren werkwoord (riskiere, riskierst, riskiert, riskierte, riskiertet, riskiert)
    • sich trauen werkwoord (traue mich, traust dich, traut sich, traute sich, trautet euch, sich getraut)
    • sich getrauen werkwoord (getraue mich, getraust dich, getraut sich, getraute sich, getrautet euch, sich getraut)
    • sich wagen werkwoord (wage mich, wagst dich, wagt sich, wagte sich, wagtet euch, sich gewagt)

Conjugations for durven:

o.t.t.
  1. durf
  2. durft
  3. durft
  4. durven
  5. durven
  6. durven
o.v.t.
  1. durfde
  2. durfde
  3. durfde
  4. durfden
  5. durfden
  6. durfden
v.t.t.
  1. heb gedurfd
  2. hebt gedurfd
  3. heeft gedurfd
  4. hebben gedurfd
  5. hebben gedurfd
  6. hebben gedurfd
v.v.t.
  1. had gedurfd
  2. had gedurfd
  3. had gedurfd
  4. hadden gedurfd
  5. hadden gedurfd
  6. hadden gedurfd
o.t.t.t.
  1. zal durven
  2. zult durven
  3. zal durven
  4. zullen durven
  5. zullen durven
  6. zullen durven
o.v.t.t.
  1. zou durven
  2. zou durven
  3. zou durven
  4. zouden durven
  5. zouden durven
  6. zouden durven
diversen
  1. durf!
  2. durft!
  3. gedurfd
  4. durvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

durven [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. durven (wagen)
    Mut haben; Wagen; sich Getrauen

Vertaal Matrix voor durven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Mut haben durven; wagen
Wagen durven; wagen auto; kar; karretje; kinderwagen; paardenwagen; rijtuig; vehikel; voertuig; wagen; wagentje
sich Getrauen durven; wagen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riskieren avonturen; durven; riskeren; wagen avonturieren
sich getrauen avonturen; durven; riskeren; wagen aandurven
sich trauen avonturen; durven; riskeren; wagen avonturieren
sich wagen avonturen; durven; riskeren; wagen avonturieren
wagen avonturen; durven; riskeren; wagen avonturieren
- wagen

Verwante woorden van "durven":


Synoniemen voor "durven":


Antoniemen van "durven":


Verwante definities voor "durven":

  1. je niet door angst of onzekerheid laten tegenhouden1
    • Hij is niet bang, hij durft wel op de ladder.1

Wiktionary: durven

durven
verb
  1. ~ te de moed hebben iets te doen

Cross Translation:
FromToVia
durven wagen dare — to have courage
durven riskieren; wagen; kühn sein; wagemutig sein; unerschrocken sein; draufgängerisch sein; sich erkühnen; sich wagen; sich erdreisten; sich die Frechheit herausnehmen oser — Avoir la hardiesse, l’audace de dire, de faire quelque chose.