Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. druisen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor druisen (Nederlands) in het Duits

druisen:

druisen werkwoord (druis, druist, druisde, druisden, gedruisd)

  1. druisen (druist in tegen)
    widersprechen
    • widersprechen werkwoord (widerspreche, widersprichst, widerspricht, widersprach, widerspracht, widersprochen)

Conjugations for druisen:

o.t.t.
  1. druis
  2. druist
  3. druist
  4. druisen
  5. druisen
  6. druisen
o.v.t.
  1. druisde
  2. druisde
  3. druisde
  4. druisden
  5. druisden
  6. druisden
v.t.t.
  1. heb gedruisd
  2. hebt gedruisd
  3. heeft gedruisd
  4. hebben gedruisd
  5. hebben gedruisd
  6. hebben gedruisd
v.v.t.
  1. had gedruisd
  2. had gedruisd
  3. had gedruisd
  4. hadden gedruisd
  5. hadden gedruisd
  6. hadden gedruisd
o.t.t.t.
  1. zal druisen
  2. zult druisen
  3. zal druisen
  4. zullen druisen
  5. zullen druisen
  6. zullen druisen
o.v.t.t.
  1. zou druisen
  2. zou druisen
  3. zou druisen
  4. zouden druisen
  5. zouden druisen
  6. zouden druisen
diversen
  1. druis!
  2. druist!
  3. gedruisd
  4. druisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor druisen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
widersprechen druisen; druist in tegen in tegenspraak zijn met; opponeren; protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken