Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. dribbelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dribbelt (Nederlands) in het Duits

dribbelen:

dribbelen werkwoord (dribbel, dribbelt, dribbelde, dribbelden, gedribbeld)

  1. dribbelen (dribbelen met de bal)
    trippeln; tänzeln
    • trippeln werkwoord (trippele, trippelst, trippelt, trippelte, trippeltet, getrippelt)
    • tänzeln werkwoord (tänzele, tänzelst, tänzelt, tänzelte, tänzeltet, getänzelt)

Conjugations for dribbelen:

o.t.t.
  1. dribbel
  2. dribbelt
  3. dribbelt
  4. dribbelen
  5. dribbelen
  6. dribbelen
o.v.t.
  1. dribbelde
  2. dribbelde
  3. dribbelde
  4. dribbelden
  5. dribbelden
  6. dribbelden
v.t.t.
  1. heb gedribbeld
  2. hebt gedribbeld
  3. heeft gedribbeld
  4. hebben gedribbeld
  5. hebben gedribbeld
  6. hebben gedribbeld
v.v.t.
  1. had gedribbeld
  2. had gedribbeld
  3. had gedribbeld
  4. hadden gedribbeld
  5. hadden gedribbeld
  6. hadden gedribbeld
o.t.t.t.
  1. zal dribbelen
  2. zult dribbelen
  3. zal dribbelen
  4. zullen dribbelen
  5. zullen dribbelen
  6. zullen dribbelen
o.v.t.t.
  1. zou dribbelen
  2. zou dribbelen
  3. zou dribbelen
  4. zouden dribbelen
  5. zouden dribbelen
  6. zouden dribbelen
diversen
  1. dribbel!
  2. dribbelt!
  3. gedribbeld
  4. dribbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dribbelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trippeln dribbelen; dribbelen met de bal met trippelpasjes lopen; met vlugge pasjes gaan; trippelen
tänzeln dribbelen; dribbelen met de bal dartelen; deinen; golven; huppelen; met trippelpasjes lopen; met vlugge pasjes gaan; trippelen

Verwante woorden van "dribbelen":

  • dribbel

Wiktionary: dribbelen

dribbelen
verb
  1. Sport: einen Ball mit kurzen Stößen in eine bestimmte Richtung treiben und dabei laufen

Cross Translation:
FromToVia
dribbelen dribbeln dribble — to run with the ball, controlling its path with the feet
dribbelen traben; trotten trotteraller le trot.