Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. drenzen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor drenzen (Nederlands) in het Duits

drenzen:

drenzen werkwoord (drens, drenst, drensde, drensden, gedrensd)

  1. drenzen (dwingend huilen; jengelen; dreinen)
    quengeln
    • quengeln werkwoord (quengele, quengelst, quengelt, quengelte, quengeltet, gequengelt)

Conjugations for drenzen:

o.t.t.
  1. drens
  2. drenst
  3. drenst
  4. drenzen
  5. drenzen
  6. drenzen
o.v.t.
  1. drensde
  2. drensde
  3. drensde
  4. drensden
  5. drensden
  6. drensden
v.t.t.
  1. heb gedrensd
  2. hebt gedrensd
  3. heeft gedrensd
  4. hebben gedrensd
  5. hebben gedrensd
  6. hebben gedrensd
v.v.t.
  1. had gedrensd
  2. had gedrensd
  3. had gedrensd
  4. hadden gedrensd
  5. hadden gedrensd
  6. hadden gedrensd
o.t.t.t.
  1. zal drenzen
  2. zult drenzen
  3. zal drenzen
  4. zullen drenzen
  5. zullen drenzen
  6. zullen drenzen
o.v.t.t.
  1. zou drenzen
  2. zou drenzen
  3. zou drenzen
  4. zouden drenzen
  5. zouden drenzen
  6. zouden drenzen
diversen
  1. drens!
  2. drenst!
  3. gedrensd
  4. drensend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor drenzen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
quengeln dreinen; drenzen; dwingend huilen; jengelen