Nederlands
Uitgebreide vertaling voor dralend (Nederlands) in het Duits
dralend:
-
dralend (treuzelachtig; langzaam; traag; aarzelend; slepend; weifelend; besluitloos; talmend; treuzelend; leuterig)
langsam; träge; trödelig; schleppend; unschlüssig; zauderhaft; zögernd; unentschlossen-
langsam bijvoeglijk naamwoord
-
träge bijvoeglijk naamwoord
-
trödelig bijvoeglijk naamwoord
-
schleppend bijvoeglijk naamwoord
-
unschlüssig bijvoeglijk naamwoord
-
zauderhaft bijvoeglijk naamwoord
-
zögernd bijvoeglijk naamwoord
-
unentschlossen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor dralend:
dralend vorm van dralen:
Conjugations for dralen:
o.t.t.
- draal
- draalt
- draalt
- dralen
- dralen
- dralen
o.v.t.
- draalde
- draalde
- draalde
- draalden
- draalden
- draalden
v.t.t.
- heb gedraald
- hebt gedraald
- heeft gedraald
- hebben gedraald
- hebben gedraald
- hebben gedraald
v.v.t.
- had gedraald
- had gedraald
- had gedraald
- hadden gedraald
- hadden gedraald
- hadden gedraald
o.t.t.t.
- zal dralen
- zult dralen
- zal dralen
- zullen dralen
- zullen dralen
- zullen dralen
o.v.t.t.
- zou dralen
- zou dralen
- zou dralen
- zouden dralen
- zouden dralen
- zouden dralen
diversen
- draal!
- draalt!
- gedraald
- dralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze