Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. doorsluizen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor doorsluizen (Nederlands) in het Duits

doorsluizen:

doorsluizen werkwoord (sluis door, sluist door, sluisde door, sluisden door, doorgesluisd)

  1. doorsluizen
    durchschleusen
    • durchschleusen werkwoord (durchschleuse, durchschleust, durchschleuste, durchschleustet, durchschleust)
  2. doorsluizen

Conjugations for doorsluizen:

o.t.t.
  1. sluis door
  2. sluist door
  3. sluist door
  4. sluizen door
  5. sluizen door
  6. sluizen door
o.v.t.
  1. sluisde door
  2. sluisde door
  3. sluisde door
  4. sluisden door
  5. sluisden door
  6. sluisden door
v.t.t.
  1. heb doorgesluisd
  2. hebt doorgesluisd
  3. heeft doorgesluisd
  4. hebben doorgesluisd
  5. hebben doorgesluisd
  6. hebben doorgesluisd
v.v.t.
  1. had doorgesluisd
  2. had doorgesluisd
  3. had doorgesluisd
  4. hadden doorgesluisd
  5. hadden doorgesluisd
  6. hadden doorgesluisd
o.t.t.t.
  1. zal doorsluizen
  2. zult doorsluizen
  3. zal doorsluizen
  4. zullen doorsluizen
  5. zullen doorsluizen
  6. zullen doorsluizen
o.v.t.t.
  1. zou doorsluizen
  2. zou doorsluizen
  3. zou doorsluizen
  4. zouden doorsluizen
  5. zouden doorsluizen
  6. zouden doorsluizen
en verder
  1. is doorgesluisd
  2. zijn doorgesluisd
diversen
  1. sluis door!
  2. sluist door!
  3. doorgesluisd
  4. doorsluizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor doorsluizen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
durchschleusen doorsluizen doorlaten
weiterreichen doorsluizen verderreiken

Computer vertaling door derden: