Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal diefstal

Vertaal diefstal van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

diefstal:
- Diebstahl; Entfremdung; Unterschlagung; Veruntreuung
Wiktionary:
- diefstal → Diebstahl
- diefstal → Diebstahl, Raub

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor diefstal (Nederlands) in het Duits

diefstal:

diefstal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de diefstal (ontvreemding)
der Diebstahl; die Entfremdung; die Unterschlagung; die Veruntreuung
- Diebstahl [der ~] zelfstandig naamwoord
- Entfremdung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Unterschlagung [die ~] zelfstandig naamwoord
- Veruntreuung [die ~] zelfstandig naamwoord
de diefstal
der Diebstahl
- Diebstahl [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor diefstal:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Diebstahl	diefstal; ontvreemding
Entfremdung	diefstal; ontvreemding	delict; overtreding; vergrijp; vervreemding; verwijdering
Unterschlagung	diefstal; ontvreemding	fraude; malversatie; onregelmatigheden; ontvreemding; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; zwendel
Veruntreuung	diefstal; ontvreemding	fraude; geknoei; gemors; malversatie; misbruik van vertrouwen; onregelmatigheden; ontvreemding; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; zwendel

Verwante woorden van "diefstal":

diefstallen

Verwante definities voor "diefstal":

het zonder toestemming meenemen van iets dat niet van jou is¹
- de man werd beschuldigd van diefstal¹

Wiktionary: diefstal

diefstal

noun

het zich onrechtmatig toe-eigenen van goederen of andere bezittingen die aan een ander toebehoren
- diefstal → Diebstahl

diefstal

noun

heimliche Entwendung fremden Eigentums
- Diebstahl → diefstal

Cross Translation:

From	To	Via
• diefstal	→ Diebstahl; Raub	↔ steal — the act of stealing
• diefstal	→ Diebstahl	↔ theft — act of stealing property

¹Muiswerk Woordenboek