Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. decoderen:
  2. decoder:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor decoderen (Nederlands) in het Duits

decoderen:

decoderen werkwoord (decodeer, decodeert, decodeerde, decodeerden, gedecodeerd)

  1. decoderen (dechiffreren; ontcijferen)
    entziffern; dechiffrieren; entschlüsseln; enträtseln; dekodieren; entwirren
    • entziffern werkwoord (entziffere, entzifferst, entziffert, entzifferte, entziffertet, entziffert)
    • dechiffrieren werkwoord
    • entschlüsseln werkwoord (entschlüssele, entschlüsselst, entschlüsselt, entschlüsselte, entschlüsseltet, entschlüsselt)
    • enträtseln werkwoord (enträtsele, enträtselst, enträtselt, enträtselte, enträtseltet, enträtselt)
    • dekodieren werkwoord (dekodiere, dekodierst, dekodiert, dekodierte, dekodiertet, dekodiert)
    • entwirren werkwoord (entwirre, entwirrst, entwirrt, entwirrte, entwirrtet, entwirrt)

Conjugations for decoderen:

o.t.t.
  1. decodeer
  2. decodeert
  3. decodeert
  4. decoderen
  5. decoderen
  6. decoderen
o.v.t.
  1. decodeerde
  2. decodeerde
  3. decodeerde
  4. decodeerden
  5. decodeerden
  6. decodeerden
v.t.t.
  1. heb gedecodeerd
  2. hebt gedecodeerd
  3. heeft gedecodeerd
  4. hebben gedecodeerd
  5. hebben gedecodeerd
  6. hebben gedecodeerd
v.v.t.
  1. had gedecodeerd
  2. had gedecodeerd
  3. had gedecodeerd
  4. hadden gedecodeerd
  5. hadden gedecodeerd
  6. hadden gedecodeerd
o.t.t.t.
  1. zal decoderen
  2. zult decoderen
  3. zal decoderen
  4. zullen decoderen
  5. zullen decoderen
  6. zullen decoderen
o.v.t.t.
  1. zou decoderen
  2. zou decoderen
  3. zou decoderen
  4. zouden decoderen
  5. zouden decoderen
  6. zouden decoderen
en verder
  1. is gedecodeerd
  2. zijn gedecodeerd
diversen
  1. decodeer!
  2. decodeert!
  3. gedecodeerd
  4. decoderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor decoderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dechiffrieren dechiffreren; decoderen; ontcijferen
dekodieren dechiffreren; decoderen; ontcijferen een krakend geluid maken; kraken; losbreken; ontcijferen; ontwarren; openbreken; oplossen; tot een oplossing brengen
enträtseln dechiffreren; decoderen; ontcijferen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; scheiden; stukmaken; tot een oplossing brengen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
entschlüsseln dechiffreren; decoderen; ontcijferen een krakend geluid maken; kraken; ontcijferen; ontsleutelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen
entwirren dechiffreren; decoderen; ontcijferen afbreken; beëindigen; detacheren; forceren; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opheffen; oplossen; rafels loslaten; scheiden; stukmaken; tot een oplossing brengen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verbreken; verbrijzelen
entziffern dechiffreren; decoderen; ontcijferen een krakend geluid maken; kraken; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken

Verwante woorden van "decoderen":


Wiktionary: decoderen

decoderen
verb
  1. uit code overbrengen in gewone taal

Cross Translation:
FromToVia
decoderen entschlüsseln decrypt — to convert to plain text

decoderen vorm van decoder:

decoder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de decoder
    der Dekoder
    • Dekoder [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de decoder

Vertaal Matrix voor decoder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Dekoder decoder decoders
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Decoder decoder

Verwante woorden van "decoder":