Nederlands

Uitgebreide vertaling voor de hoogte ingaan (Nederlands) in het Duits

de hoogte ingaan:

de hoogte ingaan werkwoord (ga de hoogte in, gaat de hoogte in, ging de hoogte in, gingen de hoogte in, de hoogte ingegeaan)

  1. de hoogte ingaan (toenemen; groeien; stijgen; )
    zunehmen; vergrößern; steigern; ansteigen; vermehren; ausbreiten; anschwellen; ausdehnen; ausweiten; aufstocken
    • zunehmen werkwoord (nehme zu, nimmst zu, nimmt zu, nahm zu, nahmt zu, zugenommen)
    • vergrößern werkwoord (vergrößere, vergrößerst, vergrößert, vergrößerte, vergrößertet, vergrößert)
    • steigern werkwoord (steigere, steigerst, steigert, steigerte, steigertet, gesteigert)
    • ansteigen werkwoord (steige an, steigst an, steigt an, stieg an, stiegt an, angestiegen)
    • vermehren werkwoord (vermehre, vermehrst, vermehrt, vermehrte, vermehrtet, vermehrt)
    • ausbreiten werkwoord (breite aus, breitest aus, breitet aus, breitete aus, breitetet aus, ausgebreitet)
    • anschwellen werkwoord (schwelle an, schwellst an, schwellt an, schwellte an, schwelltet an, angeschwellt)
    • ausdehnen werkwoord (dehne aus, dehnst aus, dehnt aus, dehnte aus, dehntet aus, ausgedehnt)
    • ausweiten werkwoord (wiete aus, wietest aus, wietet aus, wietete aus, wietetet aus, ausgeweitet)
    • aufstocken werkwoord (stocke auf, stockst auf, stockt auf, stockte auf, stocktet auf, aufgestockt)
  2. de hoogte ingaan (in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen)
    hinaufsteigen; abheben; emporsteigen
    • hinaufsteigen werkwoord (steige hinauf, steigst hinauf, steigt hinauf, stieg hinauf, stiegt hinauf, hinaufgestiegen)
    • abheben werkwoord (hebe ab, hebst ab, hebt ab, hob ab, hobt ab, abgehoben)
    • emporsteigen werkwoord (steige empor, steigst empor, steigt empor, stieg empor, stiegt empor, emporgestiegen)

Conjugations for de hoogte ingaan:

o.t.t.
  1. ga de hoogte in
  2. gaat de hoogte in
  3. gaat de hoogte in
  4. gaan de hoogte in
  5. gaan de hoogte in
  6. gaan de hoogte in
o.v.t.
  1. ging de hoogte in
  2. ging de hoogte in
  3. ging de hoogte in
  4. gingen de hoogte in
  5. gingen de hoogte in
  6. gingen de hoogte in
v.t.t.
  1. ben de hoogte ingegeaan
  2. bent de hoogte ingegeaan
  3. is de hoogte ingegeaan
  4. zijn de hoogte ingegeaan
  5. zijn de hoogte ingegeaan
  6. zijn de hoogte ingegeaan
v.v.t.
  1. was de hoogte ingegeaan
  2. was de hoogte ingegeaan
  3. was de hoogte ingegeaan
  4. waren de hoogte ingegeaan
  5. waren de hoogte ingegeaan
  6. waren de hoogte ingegeaan
o.t.t.t.
  1. zal de hoogte ingaan
  2. zult de hoogte ingaan
  3. zal de hoogte ingaan
  4. zullen de hoogte ingaan
  5. zullen de hoogte ingaan
  6. zullen de hoogte ingaan
o.v.t.t.
  1. zou de hoogte ingaan
  2. zou de hoogte ingaan
  3. zou de hoogte ingaan
  4. zouden de hoogte ingaan
  5. zouden de hoogte ingaan
  6. zouden de hoogte ingaan
diversen
  1. ga de hoogte in!
  2. gaat de hoogte in!
  3. de hoogte ingegeaan
  4. de hoogte ingaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor de hoogte ingaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abheben de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen beginnen; intreden; inzetten; lenen; omhoogkomen; ontlenen; op gang komen; opstijgen; opvliegen
anschwellen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aanwassen; dik worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; oprijzen; opzwellen; rijzen; stijgen; uitdijen; zwellen
ansteigen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen omhoogkomen; omhoogrijzen; oprijzen; opstijgen; opvliegen; rijzen
aufstocken aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen heffen; omhoog doen; talrijker maken; uitbreiden; vergroten; vermeerderen
ausbreiten aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen breder maken; breed uitmeten; expanderen; openen; spreiden; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitweiden; verbreden; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken
ausdehnen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen expanderen; openen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitrekken; uitzwellen; verbreiden; vergroten; verlengen; vermeerderen; verruimen; verwijden
ausweiten aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen expanderen; openen; oprekken; rekken; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken
emporsteigen de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen aanwassen; klimmen; omhoog gaan; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; oprijzen; opstijgen; opvliegen; rijzen; stijgen
hinaufsteigen de hoogte ingaan; in de lucht omhoogstijgen; opstijgen; stijgen klimmen; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhooglopen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; opstijgen; opvliegen; stijgen
steigern aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen doen stijgen; hoger bieden; hoger maken; omhoogkomen; opbieden; opstijgen; opvliegen; talrijker maken; trappen van vergelijking vormen; uitbreiden; vergroten; verhogen; vermeerderen
vergrößern aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen expanderen; in-/uitzoomen; inzoomen; openen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden
vermehren aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen reproduceren; talrijker maken; uitbreiden; verdubbelen; vergroten; vermeerderen; vermenigvuldigen
zunehmen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aankomen; aanwassen; dikker worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen; talrijker maken; tot damp worden; uitbreiden; verdampen; vergroten; vermeerderen; vervliegen; zwaarder worden

Verwante vertalingen van de hoogte ingaan