Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- danken:
-
Wiktionary:
- danken → danken, sich bedanken
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor dankt (Nederlands) in het Duits
danken:
-
danken (bedanken)
ablehnen; zurückweisen; absagen; abbestellen; ausschlagen; abschlagen-
abbestellen werkwoord
-
ausschlagen werkwoord (schlage aus, schlägst aus, schlägt aus, schlug aus, schlugt aus, ausgeschlagen)
-
danken (dank betuigen; bedanken)
-
danken (te danken hebben)
Conjugations for danken:
o.t.t.
- dank
- dankt
- dankt
- danken
- danken
- danken
o.v.t.
- dankte
- dankte
- dankte
- dankten
- dankten
- dankten
v.t.t.
- heb gedankt
- hebt gedankt
- heeft gedankt
- hebben gedankt
- hebben gedankt
- hebben gedankt
v.v.t.
- had gedankt
- had gedankt
- had gedankt
- hadden gedankt
- hadden gedankt
- hadden gedankt
o.t.t.t.
- zal danken
- zult danken
- zal danken
- zullen danken
- zullen danken
- zullen danken
o.v.t.t.
- zou danken
- zou danken
- zou danken
- zouden danken
- zouden danken
- zouden danken
en verder
- ben gedankt
- bent gedankt
- is gedankt
- zijn gedankt
- zijn gedankt
- zijn gedankt
diversen
- dank!
- dankt!
- gedankt
- dankend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
danken (bedankje)
-
danken (erkentelijkheid; dankbaarheid)
die Dankbarkeit; die Erkenntlichkeit; die Erkenntnis; Danken; die Anerkennung; der Dank; die Erkennung; Anerkenntnis; die Bewertung; die Achtung; die Würdigung
Vertaal Matrix voor danken:
Verwante woorden van "danken":
Synoniemen voor "danken":
Verwante definities voor "danken":
Wiktionary: danken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• danken | → danken; sich bedanken | ↔ thank — express gratitude or appreciation to someone |