Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. dalend:
  2. dalen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dalend (Nederlands) in het Duits

dalend:

dalend bijvoeglijk naamwoord

  1. dalend
    sinkend

Vertaal Matrix voor dalend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sinkend dalend

Wiktionary: dalend


dalend vorm van dalen:

dalen werkwoord (daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)

  1. dalen
    herabsteigen
    • herabsteigen werkwoord (steige herab, steigst herab, steigt herab, stieg herab, stiegt herab, herabgestiegen)
  2. dalen (minder worden; declineren; afnemen; )
    vermindern; verringern; geringer werden; schlechter werden; weniger werden

Conjugations for dalen:

o.t.t.
  1. daal
  2. daalt
  3. daalt
  4. dalen
  5. dalen
  6. dalen
o.v.t.
  1. daalde
  2. daalde
  3. daalde
  4. daalden
  5. daalden
  6. daalden
v.t.t.
  1. ben gedaald
  2. bent gedaald
  3. is gedaald
  4. zijn gedaald
  5. zijn gedaald
  6. zijn gedaald
v.v.t.
  1. was gedaald
  2. was gedaald
  3. was gedaald
  4. waren gedaald
  5. waren gedaald
  6. waren gedaald
o.t.t.t.
  1. zal dalen
  2. zult dalen
  3. zal dalen
  4. zullen dalen
  5. zullen dalen
  6. zullen dalen
o.v.t.t.
  1. zou dalen
  2. zou dalen
  3. zou dalen
  4. zouden dalen
  5. zouden dalen
  6. zouden dalen
diversen
  1. daal!
  2. daalt!
  3. gedaald
  4. dalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

dalen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de dalen (valleien)
    Talen
    • Talen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor dalen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Talen dalen; valleien
weniger werden afname; minder worden; vermindering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geringer werden afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen
herabsteigen dalen afdalen; afkomen; afstappen; landen; naar beneden dalen; naar beneden gaan; naar beneden komen; naar beneden lopen; neerdalen; neerkomen; omlaaggaan; omlaagkomen; omlaagstappen; op de grond komen; terechtkomen
schlechter werden afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen
vermindern afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; beperken; besparen; bezuinigen; declineren; inkrimpen; inperken; kleiner maken; korten; krimpen; matigen; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; slinken; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen
verringern afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; decimeren; declineren; dunnen; inkrimpen; kleiner maken; krimpen; minder talrijk maken; minder worden; minimaliseren; slinken; terugdraaien; terugschroeven; verkleinen
weniger werden afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen
- zakken

Verwante woorden van "dalen":


Synoniemen voor "dalen":


Antoniemen van "dalen":


Verwante definities voor "dalen":

  1. een kleinere waarde krijgen1
    • de prijzen zijn gedaald1
  2. omlaag gaan1
    • het vliegtuig daalt langzaam1

Wiktionary: dalen

dalen
verb
  1. naar beneden gaan

Cross Translation:
FromToVia
dalen landen atterrir — Arriver au voisinage de la terre (Sens général)