Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. dagen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dagen (Nederlands) in het Duits

dagen:

dagen werkwoord (daag, daagt, daagde, daagden, gedaagd)

  1. dagen (aanbreken van de dag)
    tagen; dämmern
    • tagen werkwoord (tage, tagst, tagt, tagte, tagtet, getagt)
    • dämmern werkwoord (dämmere, dämmerst, dämmert, dämmerte, dämmertet, gedämmert)
  2. dagen (voor het gerecht roepen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht dagen)
    tagen; einberufen; vor Gericht laden; dämmern; vorladen; auffordern; aufrufen; herbeirufen
    • tagen werkwoord (tage, tagst, tagt, tagte, tagtet, getagt)
    • einberufen werkwoord (berufe ein, berufst ein, beruft ein, berufte ein, beruftet ein, einberuft)
    • vor Gericht laden werkwoord
    • dämmern werkwoord (dämmere, dämmerst, dämmert, dämmerte, dämmertet, gedämmert)
    • vorladen werkwoord (lade vor, lädst, lädt, lud vor, ludet vor, vorgeladen)
    • auffordern werkwoord (fordere auf, forderst auf, fordert auf, forderte auf, fordertet auf, aufgefordert)
    • aufrufen werkwoord (rufe auf, rufst auf, ruft auf, rief auf, rieft auf, aufgerufen)
    • herbeirufen werkwoord (rufe herbei, rufst herbei, ruft herbei, rief herbei, rieft herbei, herbeigerufen)

Conjugations for dagen:

o.t.t.
  1. daag
  2. daagt
  3. daagt
  4. dagen
  5. dagen
  6. dagen
o.v.t.
  1. daagde
  2. daagde
  3. daagde
  4. daagden
  5. daagden
  6. daagden
v.t.t.
  1. heb gedaagd
  2. hebt gedaagd
  3. heeft gedaagd
  4. hebben gedaagd
  5. hebben gedaagd
  6. hebben gedaagd
v.v.t.
  1. had gedaagd
  2. had gedaagd
  3. had gedaagd
  4. hadden gedaagd
  5. hadden gedaagd
  6. hadden gedaagd
o.t.t.t.
  1. zal dagen
  2. zult dagen
  3. zal dagen
  4. zullen dagen
  5. zullen dagen
  6. zullen dagen
o.v.t.t.
  1. zou dagen
  2. zou dagen
  3. zou dagen
  4. zouden dagen
  5. zouden dagen
  6. zouden dagen
en verder
  1. ben gedaagd
  2. bent gedaagd
  3. is gedaagd
  4. zijn gedaagd
  5. zijn gedaagd
  6. zijn gedaagd
diversen
  1. daag!
  2. daagt!
  3. gedaagd
  4. dagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dagen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auffordern dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; ontbieden; oproepen; sommeren
aufrufen dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen aanroepen; bijeenroepen; convoceren; laten komen; ontbieden; oppiepen; oproepen; samenroepen; sommeren; tevoorschijn roepen
dämmern aanbreken van de dag; dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen avond worden; gloren; licht worden; lichten; ontbieden; oproepen; schemeren; sommeren
einberufen dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen bijeenroepen; convoceren; laten komen; ontbieden; oproepen; rekruteren; samenroepen; sommeren; tevoorschijn roepen
herbeirufen dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen aanroepen; bijhalen; erbij halen; erbij roepen; inroepen; inviteren; laten komen; ontbieden; oproepen; sommeren; tevoorschijn roepen
tagen aanbreken van de dag; dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen beraadslagen; bijeen komen; confereren; een conferentie houden; in bespreking zijn; in vergadering bijeenzijn; licht worden; lichten; ontbieden; oproepen; overleggen; overwegen; samenkomen; sommeren; vergaderen
vor Gericht laden dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen dagvaarden; ontbieden; oproepen; sommeren
vorladen dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen dagvaarden; laten komen; ontbieden; oproepen; sommeren; tevoorschijn roepen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einberufen ingeroepen

Wiktionary: dagen

dagen
verb
  1. dag worden

Verwante vertalingen van dagen