Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. cirkel:
  2. cirkelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor cirkel (Nederlands) in het Duits

cirkel:

cirkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de cirkel (kring)
    der Kreis; der Ring; der Verein; der Stammtisch; die Einigung; der Klub
    • Kreis [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ring [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Verein [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stammtisch [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Einigung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Klub [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de cirkel (kring; rondje)
    der Kreis; der Zirkel; der Ring; der Rundgang; die Erfahrung; der Zyklus; die Erkundungsgänge; der Kettenring; der Verkehr; der Erkundungsgang

Vertaal Matrix voor cirkel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Einigung cirkel; kring afdoening; afhandeling; akkoord; associatie; coalitie; compromis; gemeenschappelijkheid; gezelschap; overeenkomst; regeling; schikking; sociëteit; soos; unie; verbond; vereffening; vergelijk
Erfahrung cirkel; kring; rondje bevinding; ervaring; koers; meemaken van een gebeurtenis; ondervinden; ondervinding; praktijk; route; routine
Erkundungsgang cirkel; kring; rondje expeditie; speurtocht; verkenning; verkenningstocht; zoektocht
Erkundungsgänge cirkel; kring; rondje expeditie; speurtocht; verkenning; verkenningstocht; zoektocht
Kettenring cirkel; kring; rondje ring; soort sieraad
Klub cirkel; kring ambachtsgilde; bond; broederschap; club; coöperatie; genootschap; gezelschap; gilde; golfclub; golfstick; golfstok; orde; organisatie; samenwerkingsverband; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; vereniging
Kreis cirkel; kring; rondje ambachtsgilde; bond; cirkelvorm; club; gilde; kralenkrans; krans; kransje; kring; kringel; kringvormig; leefgebied; orde; organisatie; societiet; soos; territorium; unie; vakgenootschap; vereniging
Ring cirkel; kring; rondje circus; cirkelvorm; kralenkrans; krans; kransje; kring; kringel; kringvormig; ring; soort sieraad
Rundgang cirkel; kring; rondje omgang; ringetje; ronde; rondgang; rondje; rondwandeling; toer; zijn ronde doen
Stammtisch cirkel; kring stamtafel
Verein cirkel; kring ambachtsgilde; bond; broederschap; club; coöperatie; genootschap; gezelschap; gilde; orde; organisatie; samenwerkingsverband; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; vereniging
Verkehr cirkel; kring; rondje omgang hebben met
Zirkel cirkel; kring; rondje kralenkrans; krans; kransje; passer; rondtes
Zyklus cirkel; kring; rondje cyclus; kringloop; reeks; serie; sociëteit; soos; tijdkring
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Zyklus Eenvoudige cyclus

Verwante woorden van "cirkel":


Wiktionary: cirkel

cirkel
noun
  1. eine abgegrenzte oder näher bestimmte Personengruppe
  2. Mathematik, in der euklidischen Ebene:

Cross Translation:
FromToVia
cirkel Kreis circle — two-dimensional outline geometric figure
cirkel Kreis circle — disc, two-dimensional solid geometric figure
cirkel Kreis; Bezirk; Runde; Kreislinie cercle — géométrie|fr Dans un plan euclidien, lieu de tous les points équidistants d’un point donné appelé le centre du cercle. La distance au centre s’appelle le rayon.

cirkel vorm van cirkelen:

cirkelen werkwoord (cirkel, cirkelt, cirkelde, cirkelden, gecirkeld)

  1. cirkelen
    kreisen
    • kreisen werkwoord (kreise, kreisst, kreist, kreiste, kreistet, gekreist)

Conjugations for cirkelen:

o.t.t.
  1. cirkel
  2. cirkelt
  3. cirkelt
  4. cirkelen
  5. cirkelen
  6. cirkelen
o.v.t.
  1. cirkelde
  2. cirkelde
  3. cirkelde
  4. cirkelden
  5. cirkelden
  6. cirkelden
v.t.t.
  1. heb gecirkeld
  2. hebt gecirkeld
  3. heeft gecirkeld
  4. hebben gecirkeld
  5. hebben gecirkeld
  6. hebben gecirkeld
v.v.t.
  1. had gecirkeld
  2. had gecirkeld
  3. had gecirkeld
  4. hadden gecirkeld
  5. hadden gecirkeld
  6. hadden gecirkeld
o.t.t.t.
  1. zal cirkelen
  2. zult cirkelen
  3. zal cirkelen
  4. zullen cirkelen
  5. zullen cirkelen
  6. zullen cirkelen
o.v.t.t.
  1. zou cirkelen
  2. zou cirkelen
  3. zou cirkelen
  4. zouden cirkelen
  5. zouden cirkelen
  6. zouden cirkelen
en verder
  1. ben gecirkeld
  2. bent gecirkeld
  3. is gecirkeld
  4. zijn gecirkeld
  5. zijn gecirkeld
  6. zijn gecirkeld
diversen
  1. cirkel!
  2. cirkelt!
  3. gecirkeld
  4. cirkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor cirkelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kreisen cirkelen circuleren; rouleren

Verwante woorden van "cirkelen":


Wiktionary: cirkelen

cirkelen
verb
  1. in cirkels ronddraaien of rondvliegen

Cross Translation:
FromToVia
cirkelen kreisen circle — travel in circles

Verwante vertalingen van cirkel