Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bureaus (Nederlands) in het Duits

bureaus:

bureaus [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de bureaus (bedrijven)
    Gewerbe; Ämter
    • Gewerbe [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Ämter [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bureaus (kantoren)
    die Büros; Ämter
    • Büros [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Ämter [das ~] zelfstandig naamwoord
  3. de bureaus (instituten; diensten)
    Ämter; die Institutionen; Seminare
  4. de bureaus (schrijftafels; schrijfbureaus)
    der Schreibtische; der Arbeitstische; die Werkbänke

Vertaal Matrix voor bureaus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbeitstische bureaus; schrijfbureaus; schrijftafels werktafels
Büros bureaus; kantoren secretariaten
Gewerbe bedrijven; bureaus activiteit; ambacht; arbeid; bedrijf; bedrijvigheid; bezigheid; fabriek; handelsbedrijf; métier; stiel; vak; werkzaamheid
Institutionen bureaus; diensten; instituten
Schreibtische bureaus; schrijfbureaus; schrijftafels
Seminare bureaus; diensten; instituten werkgroepen
Werkbänke bureaus; schrijfbureaus; schrijftafels werkbanken
Ämter bedrijven; bureaus; diensten; instituten; kantoren ambten

Verwante woorden van "bureaus":


bureaus vorm van bureau:

bureau [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bureau (schrijftafel; lessenaar; schrijfbureau)
    Büro; der Schreibtisch; der Pult; der Arbeitstisch
  2. het bureau (bureaumeubel)
    der Schreibtisch

Vertaal Matrix voor bureau:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbeitstisch bureau; lessenaar; schrijfbureau; schrijftafel werkbank; werktafel
Büro bureau; lessenaar; schrijfbureau; schrijftafel handelskantoor; typekamer
Pult bureau; lessenaar; schrijfbureau; schrijftafel lessenaar; schooltafel
Schreibtisch bureau; bureaumeubel; lessenaar; schrijfbureau; schrijftafel

Verwante woorden van "bureau":


Verwante definities voor "bureau":

  1. gebouw of kamer met een kantoor daarin1
    • je moet dit melden bij het bureau bevolking1
  2. schrijftafel met laden eronder1
    • hij maakt zijn huiswerk aan een bureau1

Wiktionary: bureau

bureau
noun
  1. een werkmeubel voor administratief- en studiewerk
  2. een (politie)kantoor
bureau
noun
  1. Tisch zum Schreiben, meist mit Schubfach zur Aufbewahrung von Schreibmaterialien und Akten
  2. Dienststelle oder Geschäftsräumlichkeit, in der verschiedene schriftliche oder verwaltungstechnische Arbeiten erledigt werden

Cross Translation:
FromToVia
bureau Büro bureau — office
bureau Schreibtisch; Sekretär; Büro bureau — desk
bureau Büro buro — office
bureau Schreibtisch desk — table for writing and reading
bureau Büro office — building or room
bureau Amt office — administrative unit
bureau Pult; Büro; Amt; Anwaltsbüro; Kontor bureau — (vieilli) désuet|fr étoffe de bure.