Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. budget:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor budgetten (Nederlands) in het Duits

budget:

budget [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het budget (begroting)
    Budget; der Etat; der Haushalt
    • Budget [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Etat [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Haushalt [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. het budget
    Budget
    • Budget [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor budget:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Budget begroting; budget bestedingsruimte
Etat begroting; budget
Haushalt begroting; budget

Verwante woorden van "budget":

  • budgetten, budgets

Wiktionary: budget

budget
noun
  1. Plan über alle zukünftigen Einnahmen und Ausgaben

Cross Translation:
FromToVia
budget Budget; Etat; Haushalt budget — amount of money or resources
budget Haushalt; Etat; Budget budget — itemized summary of intended expenditure