Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. brug:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brug (Nederlands) in het Duits

brug:

brug [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de brug
    die Brücke
    • Brücke [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de brug
  3. de brug (netwerkbrug)
    die Brücke; Netzwerkbrücke

Vertaal Matrix voor brug:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brücke brug; netwerkbrug aanlegplaats; aanlegsteiger; ligplaats; steiger; stuurhuis; stuurhut
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Netzwerkbrücke brug; netwerkbrug
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brückenbauwerk brug

Verwante woorden van "brug":

  • bruggen, brugje, brugjes

Verwante definities voor "brug":

  1. verbinding over een rivier1
    • over de brug bereik ik de overkant van het water1
  2. verhoogd gedeelte op een schip1
    • de kapitein stond op de brug1

Wiktionary: brug

brug
noun
  1. Zahnmedizin: modellierte Zahnreihe zur Überwindung eines oder mehrerer fehlender Zahn
  2. ein künstlicher Weg zur Überquerung eines Flusses, eines Tales oder Ähnlichem

Cross Translation:
FromToVia
brug Brücke bridge — construction or natural feature that spans a divide
brug Stufenbarren uneven bars — set of apparatus
brug Brücke pont — Construction pour traverser

Verwante vertalingen van brug