Nederlands

Uitgebreide vertaling voor brokje (Nederlands) in het Duits

brokje:

brokje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het brokje (kleine brok)
    der Brocken; der kleiner Brocken; Stück
  2. het brokje (stukje; fragmentje; klein stukje; )
    Stückchen; der Artikel; der Aufsatz; der Brocken; die Publikation

Vertaal Matrix voor brokje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Artikel brokje; eindje; fragmentje; klein stukje; partje; snippertje; stukje artikel; artikelen; ding; essay; goed; item; koopwaar; lidwoord; lidwoorden; object; verhandeling; voorwerp; voorwerpen; waar; wetsartikel; zaak
Aufsatz brokje; eindje; fragmentje; klein stukje; partje; snippertje; stukje bovenstuk; brief; epistel; opstel; schrijven; scriptie; verslag
Brocken brokje; eindje; fragmentje; klein stukje; kleine brok; partje; snippertje; stukje bonk; bonkend geluid; brok; groot en dik stuk; homp; klont; klonter; suikerklontje
Publikation brokje; eindje; fragmentje; klein stukje; partje; snippertje; stukje afkondiging; artikel; bekendmaking; openbaarmaking; openbare publicatie; proclamatie; publicatie; publicaties; stuk
Stück brokje; kleine brok aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; bijdrage; bon; brok; component; coupon; deel; deeltje; drama; element; fractie; gedeelte; inbreng; ingrediënt; klont; lap; moot; onderdeel; onderdeeltje; part; plak; schouwspel; segment; stuk; stuk stof; suikerklontje; toneelstuk; tranche
Stückchen brokje; eindje; fragmentje; klein stukje; partje; snippertje; stukje deeltje; onderdeeltje
kleiner Brocken brokje; kleine brok
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Artikel artikel; bericht; item

Verwante woorden van "brokje":


brokje vorm van brok:

brok [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de brok (klont; suikerklontje)
    der Brocken; der Zuckerwürfel; Stück; Kandisstückchen; die Scholle; Klümpchen; der Klumpen

Vertaal Matrix voor brok:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brocken brok; klont; suikerklontje bonk; bonkend geluid; brokje; eindje; fragmentje; groot en dik stuk; homp; klein stukje; kleine brok; klont; klonter; partje; snippertje; stukje
Kandisstückchen brok; klont; suikerklontje
Klumpen brok; klont; suikerklontje berg; bonk; bonkend geluid; groot en dik stuk; homp; hoop; kledder; klodder; klont; klonter; kluit; kwak; lik
Klümpchen brok; klont; suikerklontje klompje; klontertje; klontje
Scholle brok; klont; suikerklontje ijsschol; ijsschots; schol
Stück brok; klont; suikerklontje aandeel; basisbestanddeel; bestanddeel; bijdrage; bon; brokje; component; coupon; deel; deeltje; drama; element; fractie; gedeelte; inbreng; ingrediënt; kleine brok; lap; moot; onderdeel; onderdeeltje; part; plak; schouwspel; segment; stuk; stuk stof; toneelstuk; tranche
Zuckerwürfel brok; klont; suikerklontje klontje; suikerklontje

Verwante woorden van "brok":


Wiktionary: brok

brok
noun
  1. een blok met een grillige vorm, stuk van iets groters

Cross Translation:
FromToVia
brok Stück chunk — a part of something
brok Kloß lump — something that protrudes, sticks out, or sticks together; a cluster or blob; a mound, hill, or group
brok Happen morsel — small fragment
brok Stück; Fleck morceauportion séparée d’une chose solide qui peut être manger.
brok gelass; Akt; Akte; Aufzug; Schriftstück; Dokument; Urkunde; Gemach; Stube; Fleck; Stück piècepartie, portion, morceau d’un tout.