Nederlands
Uitgebreide vertaling voor broeiend (Nederlands) in het Duits
broeiend:
-
broeiend
schwül; brütend; brütendheiß-
schwül bijvoeglijk naamwoord
-
brütend bijvoeglijk naamwoord
-
brütendheiß bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor broeiend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brütend | broeiend | |
brütendheiß | broeiend | |
schwül | broeiend | lijzig; log; loom; pikant; zinnenprikkelend |
broeiend vorm van broeien:
Conjugations for broeien:
o.t.t.
- broei
- broeit
- broeit
- broeien
- broeien
- broeien
o.v.t.
- broeide
- broeide
- broeide
- broeiden
- broeiden
- broeiden
v.t.t.
- heb bebroeid
- hebt bebroeid
- heeft bebroeid
- hebben bebroeid
- hebben bebroeid
- hebben bebroeid
v.v.t.
- had bebroeid
- had bebroeid
- had bebroeid
- hadden bebroeid
- hadden bebroeid
- hadden bebroeid
o.t.t.t.
- zal broeien
- zult broeien
- zal broeien
- zullen broeien
- zullen broeien
- zullen broeien
o.v.t.t.
- zou broeien
- zou broeien
- zou broeien
- zouden broeien
- zouden broeien
- zouden broeien
diversen
- broei!
- broeit!
- bebroeid
- broeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor broeien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brühen | broeien; warm zijn | neerleggen; onderuit halen |
brüten | broeien; warm zijn | bedenken; beschouwen; bespiegelen; broeden; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plussen; puzzelen; puzzels oplossen; tobben; uitbroeden; warmhouden |
gären | broeien; warm zijn | gisten |
schwelen | broeien; warm zijn | |
warm sein | broeien; warm zijn |