Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor briesen (Nederlands) in het Duits
briesen:
-
briesen
Conjugations for briesen:
o.t.t.
- bries
- briest
- briest
- briesen
- briesen
- briesen
o.v.t.
- brieste
- brieste
- brieste
- briesten
- briesten
- briesten
v.t.t.
- heb gebriest
- hebt gebriest
- heeft gebriest
- hebben gebriest
- hebben gebriest
- hebben gebriest
v.v.t.
- had gebriest
- had gebriest
- had gebriest
- hadden gebriest
- hadden gebriest
- hadden gebriest
o.t.t.t.
- zal briesen
- zult briesen
- zal briesen
- zullen briesen
- zullen briesen
- zullen briesen
o.v.t.t.
- zou briesen
- zou briesen
- zou briesen
- zouden briesen
- zouden briesen
- zouden briesen
diversen
- bries!
- briest!
- gebriest
- briesend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor briesen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
schnauben | briesen | een loopneus hebben; een snuif nemen; hinniken; insnuiven; opsnuiven; paardegeluid maken; snuiven |
Verwante woorden van "briesen":
bries:
-
de bries (wind)
Vertaal Matrix voor bries:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Brise | bries; wind | scheet; wind |
Wind | bries; wind | scheet; stormwind; wind |