Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bouwvalligheid:
  2. bouwvallig:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bouwvalligheid (Nederlands) in het Duits

bouwvalligheid:

bouwvalligheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bouwvalligheid
    die Hinfälligkeit; die Baufälligkeit

Vertaal Matrix voor bouwvalligheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Baufälligkeit bouwvalligheid
Hinfälligkeit bouwvalligheid gebrek; gebrekkigheid; gevoeligheid; krachteloosheid; laksheid; manco; slapheid; slapte; sulligheid; vatbaarheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte

Verwante woorden van "bouwvalligheid":


Wiktionary: bouwvalligheid


Cross Translation:
FromToVia
bouwvalligheid Verfall; Baufälligkeit dilapidation — the state of being dilapidated, reduced to decay, partially ruined

bouwvallig:

bouwvallig bijvoeglijk naamwoord

  1. bouwvallig (ruïneus; gammel)
    baufällig

Vertaal Matrix voor bouwvallig:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baufällig bouwvallig; gammel; ruïneus gammel; krakkemikkig; wankel; zwak

Verwante woorden van "bouwvallig":


Wiktionary: bouwvallig


Cross Translation:
FromToVia
bouwvallig baufällig; klapprig ramshackle — in disrepair or disorder
bouwvallig abgelebt; baufällig; gebrechlich; hinfällig; verfallen caduc — (botanique) Se dit d’un organe, notamment les feuilles, se détachant et tombant chaque année.
bouwvallig alt; bejahrt; betagt; abgelebt; baufällig; gebrechlich; hinfällig vieux — D’un certain âge (relatif à un autre).