Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- bons:
- bonzen:
-
bon:
- Schein; Kassenschein; Coupon; Zettel; Kupon; kleineSchwanz; Stück; Abschnitt; Marke; Fetzen; Flicklappen; Stofflappen; Überrest; Flicken; kleineSchwänze; Schlacke; Restbestand; Tuch; Rest; Fleck; Differenz; Lappen; Lumpen; Restposten; Riester; Restant; Überbleibsel; Stoffetzen; Surplus; Reklamezettel; Strafzettel; Strafe; Überweisungsschein; Empfangsschein
-
Wiktionary:
- bon → Schuldentafel, Coupon, Zinsabschnitt, Billett, Fahrkarte, Karte, Ticket, Schein, Briefchen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bons (Nederlands) in het Duits
bons:
-
de bons (pof)
Vertaal Matrix voor bons:
Verwante woorden van "bons":
bons vorm van bonzen:
-
het bonzen (dreunen)
Conjugations for bonzen:
o.t.t.
- bons
- bonst
- bonst
- bonzen
- bonzen
- bonzen
o.v.t.
- bonsde
- bonsde
- bonsde
- bonsden
- bonsden
- bonsden
v.t.t.
- heb gebonsd
- hebt gebonsd
- heeft gebonsd
- hebben gebonsd
- hebben gebonsd
- hebben gebonsd
v.v.t.
- had gebonsd
- had gebonsd
- had gebonsd
- hadden gebonsd
- hadden gebonsd
- hadden gebonsd
o.t.t.t.
- zal bonzen
- zult bonzen
- zal bonzen
- zullen bonzen
- zullen bonzen
- zullen bonzen
o.v.t.t.
- zou bonzen
- zou bonzen
- zou bonzen
- zouden bonzen
- zouden bonzen
- zouden bonzen
diversen
- bons!
- bonst!
- gebonsd
- bonzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bonzen:
Verwante woorden van "bonzen":
bons vorm van bon:
-
de bon (coupon)
der Schein; der Kassenschein; der Coupon; der Zettel; der Kupon; der kleineSchwanz; Stück; der Abschnitt; die Marke; der Fetzen; der Flicklappen; der Stofflappen; der Überrest; die Flicken; der kleineSchwänze; die Schlacke; der Restbestand; Tuch; der Rest; der Fleck; die Differenz; der Lappen; der Lumpen; der Restposten; der Riester; der Restant; Überbleibsel; der Stoffetzen; Surplus; der Reklamezettel -
de bon (bekeuring; boete)
-
de bon (stortingsbewijs; reçu)