Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- boers:
- boer:
-
Wiktionary:
- boers → an, barsch, grob, derb, rau, hart, taktlos, plump, rauh, roh
- boer → Bauer, Bube
- boer → rülpsen, Rülpser, Bäuerchen, Landwirt, Landwirtin, Bäuerin, Bauer, Züchter, Farmerin, Farmer, Landmann, Züchterin, Landfrau, Hinterwäldler, Landei, Bube, arm, Bauernschaft, Bauerntum, Kleinbauer, Kleinbäuerin, Bauersfrau, Bauernjunge, Bauernbub, Bauernmädchen, Dorfbewohner, Dorfbewohnerin, Dörfler, Dörflerin, Banause, Banausin, Bauernlümmel, Prolet, Proletin, Plebejer, Plebejerin
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor boers (Nederlands) in het Duits
boers:
-
boers (ongemanierd; onbeleefd; onbehoorlijk; onbeschoft; onbeschaafd; onbehouwen; hufterig; lomp; onhoffelijk)
unhöflich; unverschämt; frech; flegelhaft; taktlos; unpassend; ungezogen; unanständig; unartig; ungeschliffen-
unhöflich bijvoeglijk naamwoord
-
unverschämt bijvoeglijk naamwoord
-
frech bijvoeglijk naamwoord
-
flegelhaft bijvoeglijk naamwoord
-
taktlos bijvoeglijk naamwoord
-
unpassend bijvoeglijk naamwoord
-
ungezogen bijvoeglijk naamwoord
-
unanständig bijvoeglijk naamwoord
-
unartig bijvoeglijk naamwoord
-
ungeschliffen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor boers:
Verwante woorden van "boers":
boer:
-
de boer (agrariër)
-
de boer (landbouwer)
-
de boer (oprisping)
-
de boer (onbeschofte man)
-
de boer (onbeschofte man)
Vertaal Matrix voor boer:
Verwante woorden van "boer":
Synoniemen voor "boer":
Verwante definities voor "boer":
Wiktionary: boer
boer
Cross Translation:
Cross Translation: