Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bochel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bochel (Nederlands) in het Duits

bochel:

bochel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bochel (bult)
    der Buckel; der Höcker
    • Buckel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Höcker [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bochel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Buckel bochel; bult bobbel; bobbels; buil; bult; knobbel; knobbels
Höcker bochel; bult bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling

Verwante woorden van "bochel":

  • bochels, bocheltje


Computer vertaling door derden: