Nederlands
Uitgebreide vertaling voor blok (Nederlands) in het Duits
blok:
-
het blok (huizenblok)
der Häuserblock -
het blok (hakblok; snijblok; vleesblok; slagersblok)
-
de blok (speelgoedblok)
-
de blok
Vertaal Matrix voor blok:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Barren | blok | staven |
Gebilde | blok; speelgoedblok | bouwwerk; complex; creatuur; figuur; gebouw; gedaante; kunstwerk; meesterwerk; pand; postuur; schepsel; verschijning; werk |
Hackblock | blok; hakblok; slagersblok; snijblok; vleesblok | |
Hackklotz | blok; hakblok; slagersblok; snijblok; vleesblok | |
Haus | blok; speelgoedblok | bouwterrein; bouwwerk; complex; gebied; gebouw; honk; huis; kavel; onroerende goederen; onroerende zaken; pand; perceel; terrein; vastgoed |
Holzblock | blok; hakblok; slagersblok; snijblok; vleesblok | blok hout; brandhout; houtblok |
Holzklotz | blok; hakblok; slagersblok; snijblok; vleesblok | blok hout; brandhout; houtblok |
Häuserblock | blok; huizenblok | |
Spielzeugblok | blok; speelgoedblok |
Verwante woorden van "blok":
Verwante definities voor "blok":
Wiktionary: blok
blok
Cross Translation:
noun
-
behauener Steinblock
-
ursprünglich hölzerner kantiger großer Gegenstand
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• blok | → Barren; Block; Stange | ↔ bar — solid object with uniform cross-section |
• blok | → Stück; Block; Tafel | ↔ bar — cuboid piece of any commodity |
• blok | → Strich; Balken; Streifen | ↔ bar — long, narrow drawn or printed rectangle, cuboid or cylinder |
• blok | → Klotz; Block | ↔ block — substantial piece |
• blok | → Klotz; Block | ↔ block — chopping block; cuboid base for cutting |
• blok | → Block; Häuserblock | ↔ block — group of buildings demarcated by streets |
• blok | → Block | ↔ block — set of paper sheets |
• blok | → Büffeln; Pauken | ↔ swot — vigorous study |
• blok | → Masse; Block; Klotz; Blockstrecke; Blockade; Fliegendreck | ↔ bloc — masse, gros morceau d’une matière pesante et dure, telle que la pierre, le marbre, le fer non encore travailler. |
• blok | → Würfel; Kubus | ↔ cube — Hexaèdre |
blokken:
Conjugations for blokken:
o.t.t.
- blok
- blokt
- blokt
- blokken
- blokken
- blokken
o.v.t.
- blokte
- blokte
- blokte
- blokten
- blokten
- blokten
v.t.t.
- heb geblokt
- hebt geblokt
- heeft geblokt
- hebben geblokt
- hebben geblokt
- hebben geblokt
v.v.t.
- had geblokt
- had geblokt
- had geblokt
- hadden geblokt
- hadden geblokt
- hadden geblokt
o.t.t.t.
- zal blokken
- zult blokken
- zal blokken
- zullen blokken
- zullen blokken
- zullen blokken
o.v.t.t.
- zou blokken
- zou blokken
- zou blokken
- zouden blokken
- zouden blokken
- zouden blokken
diversen
- blok!
- blokt!
- geblokt
- blokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de blokken (hakblokken)