Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. binnenlaten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor binnenlaten (Nederlands) in het Duits

binnenlaten:

binnenlaten werkwoord (laat binnen, liet binnen, lieten binnen, binnengelaten)

  1. binnenlaten (naarbinnen laten)
    hineinlassen; einlassen
    • hineinlassen werkwoord (lasse hinein, läßt hinein, ließ hinein, ließt hinein, hineingelassen)
    • einlassen werkwoord (lasse ein, läßt ein, ließ ein, ließt ein, eingelassen)

Conjugations for binnenlaten:

o.t.t.
  1. laat binnen
  2. laat binnen
  3. laat binnen
  4. laten binnen
  5. laten binnen
  6. laten binnen
o.v.t.
  1. liet binnen
  2. liet binnen
  3. liet binnen
  4. lieten binnen
  5. lieten binnen
  6. lieten binnen
v.t.t.
  1. heb binnengelaten
  2. hebt binnengelaten
  3. heeft binnengelaten
  4. hebben binnengelaten
  5. hebben binnengelaten
  6. hebben binnengelaten
v.v.t.
  1. had binnengelaten
  2. had binnengelaten
  3. had binnengelaten
  4. hadden binnengelaten
  5. hadden binnengelaten
  6. hadden binnengelaten
o.t.t.t.
  1. zal binnenlaten
  2. zult binnenlaten
  3. zal binnenlaten
  4. zullen binnenlaten
  5. zullen binnenlaten
  6. zullen binnenlaten
o.v.t.t.
  1. zou binnenlaten
  2. zou binnenlaten
  3. zou binnenlaten
  4. zouden binnenlaten
  5. zouden binnenlaten
  6. zouden binnenlaten
en verder
  1. ben binnengelaten
  2. bent binnengelaten
  3. is binnengelaten
  4. zijn binnengelaten
  5. zijn binnengelaten
  6. zijn binnengelaten
diversen
  1. laat binnen!
  2. laatt binnen!
  3. binnengelaten
  4. binnenlatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor binnenlaten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einlassen binnenlaten; naarbinnen laten betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; deur openen; in laten stromen; ingaan; laten; laten stromen in; mobiliseren; opendoen voor; permitteren; toelaten
hineinlassen binnenlaten; naarbinnen laten binnen laten; deur openen; laten; opendoen voor; permitteren; toelaten

Wiktionary: binnenlaten


Cross Translation:
FromToVia
binnenlaten zulassen; einlassen admit — to allow to enter; to grant entrance