Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anfügen
|
|
aanvoegen
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anfügen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; insluiten; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijmengen; bijrekenen; bijtellen; bijvoegen; erbij tellen; optellen; toevoegen
|
beifügen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; insluiten; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; aansluiten; bijmengen; bijrekenen; bijtellen; bijvoegen; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; optellen; toevoegen; voegen
|
beigeben
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijmengen; bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; optellen
|
beilegen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; insluiten; toevoegen
|
afdoen; afhandelen; beslechten; bijbetalen; bijleggen; bijrekenen; bijtellen; erbij tellen; goedmaken; kwijten; optellen; ruzie afsluiten; schikken; twist uit de weg ruimen; verzoenen; vrede sluiten
|
beimischen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijmengen
|
beisetzen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
begraven; deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; ter aarde bestellen; zetten
|
beschränken
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
afgrenzen; afnemen; begrenzen; beknotten; beperken; inkorten; inkrimpen; inperken; korter maken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; van grenzen voorzien; verkorten; verlagen; verminderen
|
bestreichen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
|
blockieren
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
barricaderen; belemmeren; beletten; blokkeren; verhinderen; versperren; voorkomen; voorkómen
|
eindeichen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
bedijken; indammen; indijken
|
eindämmen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
afgrenzen; bedijken; begrenzen; beknotten; beperken; indammen; indijken; inperken; van grenzen voorzien
|
einhegen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; insluiten; omheinen; omlijnen; omsingelen; omsluiten
|
einkapseln
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
omtrekken
|
einkreisen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
draaien om; een cirkel tekenen om; insluiten; met gespannen voorwerp omsluiten; omcirkelen; omsingelen; omsluiten; omspannen; omtrekken; overspannen
|
einpferchen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; in hechtenis houden; insluiten; interneren; isoleren; kooien; omsingelen; omsluiten; opsluiten; vasthouden
|
einschließen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
detineren; erbij rekenen; gevangen zetten; gevangenhouden; in de cel zetten; in hechtenis houden; inleggen; inpassen; insluiten; interneren; invoegen; isoleren; meerekenen; meetellen; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; opsluiten; passen in; tussenleggen; vasthouden; vastzetten
|
einschränken
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
afgrenzen; afnemen; begrenzen; beknotten; beperken; besparen; bezuinigen; geld besparen; indammen; inkapselen; inkorten; inkrimpen; inperken; korten; korter maken; krimpen; limiteren; matigen; minder gebruiken; minder worden; minderen; reduceren; slinken; terugdraaien; terugschroeven; van grenzen voorzien; verkorten; verlagen; verminderen
|
einsperren
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
aanhouden; arresteren; detineren; gevangen zetten; gevangenhouden; gevangennemen; in de cel zetten; in hechtenis houden; in hechtenis nemen; inrekenen; interneren; isoleren; kooien; oppakken; opsluiten; schutten; vasthouden; vastzetten; vatten
|
einsäumen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
afzetten; beknotten; beperken; insluiten; omkaderen; omranden; omsingelen; omsluiten
|
enthalten
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; behelzen; bevatten; hongerstaken; inhouden; omtrekken; onthouden; opnemen; opslaan; vasten
|
erfassen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
aanhouden; arresteren; betrappen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; indexeren; inrekenen; klauwen; nemen; nuttigen; obsederen; omtrekken; oppakken; pakken; registreren; snappen; te pakken krijgen; van indexnummers voorzien; vangen; vatten; verkrijgen; verschalken; verstaan; verstrikken
|
hineintun
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijmengen; doen in; inbrengen; indoen; instoppen
|
hinzufügen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; insluiten; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijmengen; bijrekenen; bijtellen; erbij optellen; erbij tellen; optellen; toevoegen
|
hinzulegen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijbetalen; bijleggen; bijmengen
|
hinzumengen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijmengen
|
hinzumischen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijmengen
|
schließen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
afbetalen; afgrendelen; afleiden; afrekenen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; borgen; breeuwen; deduceren; dicht maken; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtgaan; dichtknopen; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; een einde maken aan; eindigen; gaten stoppen; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; ophouden; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toetrekken; toevallen; vereffenen; vergrendelen; verrekenen; verwijderen; zich sluiten
|
umfassen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
insluiten; met handen omvatten; omsingelen; omsluiten; omspannen; omtrekken; omvatten
|
umschließen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
insluiten; met handen omvatten; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; omspannen; omtrekken; verpakken
|
umziehen
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
andere kleren aantrekken; omkleden; omtrekken; verhuizen; verkassen; verkleden
|
verkapseln
|
bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen
|
|
zufügen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
aan mengsel toevoegen; bijmengen; erbij doen; toebrengen; toevoegen; voegen
|
zugeben
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
als waar erkennen; erkennen; goed vinden; toegeven; toestaan; toestemmen; zich over geven; zwichten
|
zulegen
|
bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; toevoegen
|
|