Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bijeen voegen (Nederlands) in het Duits

bijeen voegen:

bijeen voegen werkwoord

  1. bijeen voegen (samenvoegen; combineren)
    kombinieren; zusammenfügen; vereinigen; vereinen; verbinden; koppeln; zusammenlegen; aneinanderreihen; kuppeln; verketten
    • kombinieren werkwoord (kombiniere, kombinierst, kombiniert, kombinierte, kombiniertet, kombiniert)
    • zusammenfügen werkwoord (füge zusammen, fügst zusammen, fügt zusammen, fügte zusammen, fügtet zusammen, zusammengefügt)
    • vereinigen werkwoord (vereinige, vereinigst, vereinigt, vereinigte, vereinigtet, vereinigt)
    • vereinen werkwoord (vereine, vereinst, vereint, vereinte, vereintet, vereint)
    • verbinden werkwoord (verbinde, verbindets, verbindet, verbandet, verbunden)
    • koppeln werkwoord (koppele, koppelst, koppelt, koppelte, koppeltet, gekoppelt)
    • zusammenlegen werkwoord (lege zusammen, legst zusammen, legt zusammen, legte zusammen, legtet zusammen, zusammengelegt)
    • aneinanderreihen werkwoord
    • kuppeln werkwoord (kuppele, kuppelst, kuppelt, kuppelte, kuppeltet, gekuppelt)
    • verketten werkwoord (verkette, verkettest, verkettet, verkettete, verkettetet, verkettet)

bijeen voegen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. bijeen voegen
    Zusammenbringen; Zusammenfügen

Vertaal Matrix voor bijeen voegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Zusammenbringen bijeen voegen bijeenbrenging; verzameling
Zusammenfügen bijeen voegen
verbinden verbinden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aneinanderreihen bijeen voegen; combineren; samenvoegen aaneenschakelen; binden; boeien; combineren; een combinatie maken; ketenen; kluisteren; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden
kombinieren bijeen voegen; combineren; samenvoegen combineren; een combinatie maken
koppeln bijeen voegen; combineren; samenvoegen aaneensluiten; aanhaken; aankoppelen; combineren; een combinatie maken; klieken; koppelen; samenkoppelen; vasthaken; vastkoppelen; verbinden
kuppeln bijeen voegen; combineren; samenvoegen aanhaken; aankoppelen; koppelen; samenkoppelen; vasthaken; vastkoppelen; verbinden
verbinden bijeen voegen; combineren; samenvoegen aan elkaar knopen; aaneenschakelen; bevestigen; knopen; koppelen; onderling verbinden; samenkoppelen; van verband voorzien; verbinden; verbinding maken; zich verbinden; zwachtelen
vereinen bijeen voegen; combineren; samenvoegen koppelen; samenkoppelen; verbinden
vereinigen bijeen voegen; combineren; samenvoegen bijeen komen; koppelen; samenkomen; samenkoppelen; verbinden
verketten bijeen voegen; combineren; samenvoegen aaneenschakelen; binden; boeien; ineenvlechten; ketenen; kluisteren; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden; vervlechten; verweven
zusammenfügen bijeen voegen; combineren; samenvoegen aaneenschakelen; combineren; een combinatie maken; fuseren; ineensmelten; koppelen; panorama maken; paren; samenkoppelen; samensmelten; samenvoegen; verbinden; versmelten
zusammenlegen bijeen voegen; combineren; samenvoegen bij elkaar leggen; combineren; dubbelvouwen; een combinatie maken; fuseren; ineensmelten; koppelen; samenkoppelen; samensmelten; verbinden; versmelten

Verwante vertalingen van bijeen voegen