Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bij elkaar vegen (Nederlands) in het Duits
bij elkaar vegen:
bij elkaar vegen werkwoord (veeg bij elkaar, veegt bij elkaar, veegde bij elkaar, veegden bij elkaar, bij elkaar geveegd)
-
bij elkaar vegen
zusammenfegen; zusammenkehren-
zusammenfegen werkwoord (fege zusammen, fegst zusammen, fegt zusammen, fegte zusammen, fegtet zusammen, zusammengefegt)
-
zusammenkehren werkwoord (kehre zusammen, kehrst zusammen, kehrt zusammen, kehrte zusammen, kehrtet zusammen, zusammengekehrt)
-
Conjugations for bij elkaar vegen:
o.t.t.
- veeg bij elkaar
- veegt bij elkaar
- veegt bij elkaar
- vegen bij elkaar
- vegen bij elkaar
- vegen bij elkaar
o.v.t.
- veegde bij elkaar
- veegde bij elkaar
- veegde bij elkaar
- veegden bij elkaar
- veegden bij elkaar
- veegden bij elkaar
v.t.t.
- heb bij elkaar geveegd
- hebt bij elkaar geveegd
- heeft bij elkaar geveegd
- hebben bij elkaar geveegd
- hebben bij elkaar geveegd
- hebben bij elkaar geveegd
v.v.t.
- had bij elkaar geveegd
- had bij elkaar geveegd
- had bij elkaar geveegd
- hadden bij elkaar geveegd
- hadden bij elkaar geveegd
- hadden bij elkaar geveegd
o.t.t.t.
- zal bij elkaar vegen
- zult bij elkaar vegen
- zal bij elkaar vegen
- zullen bij elkaar vegen
- zullen bij elkaar vegen
- zullen bij elkaar vegen
o.v.t.t.
- zou bij elkaar vegen
- zou bij elkaar vegen
- zou bij elkaar vegen
- zouden bij elkaar vegen
- zouden bij elkaar vegen
- zouden bij elkaar vegen
diversen
- veeg bij elkaar!
- veegt bij elkaar!
- bij elkaar geveegd
- bij elkaar vegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bij elkaar vegen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
zusammenfegen | bij elkaar vegen | |
zusammenkehren | bij elkaar vegen |