Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bezaaien (Nederlands) in het Duits
bezaaien:
Conjugations for bezaaien:
o.t.t.
- bezaai
- bezaait
- bezaait
- bezaaien
- bezaaien
- bezaaien
o.v.t.
- bezaaide
- bezaaide
- bezaaide
- bezaaiden
- bezaaiden
- bezaaiden
v.t.t.
- heb bezaaid
- hebt bezaaid
- heeft bezaaid
- hebben bezaaid
- hebben bezaaid
- hebben bezaaid
v.v.t.
- had bezaaid
- had bezaaid
- had bezaaid
- hadden bezaaid
- hadden bezaaid
- hadden bezaaid
o.t.t.t.
- zal bezaaien
- zult bezaaien
- zal bezaaien
- zullen bezaaien
- zullen bezaaien
- zullen bezaaien
o.v.t.t.
- zou bezaaien
- zou bezaaien
- zou bezaaien
- zouden bezaaien
- zouden bezaaien
- zouden bezaaien
diversen
- bezaai!
- bezaait!
- bezaaid
- bezaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor bezaaien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausstreuen | bezaaien; inzaaien; zaaien | een boodschap uitdragen; rondstrooien; uitdragen; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien |
aussäen | bezaaien; inzaaien; zaaien | een boodschap uitdragen; rondstrooien; uitdragen; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien |
bestreuen | bestrooien; bezaaien; inzaaien; zaaien | |
besäen | bestrooien; bezaaien; inzaaien; zaaien | |
einsäen | bezaaien; inzaaien; zaaien | aardappelen poten; poten |
saën | bezaaien; inzaaien; zaaien | |
streuen | bezaaien; inzaaien; zaaien | rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien |