Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- betuttelen:
-
Wiktionary:
- betuttelen → bevormunden
- betuttelen → [[herablassend behandeln]]
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor betuttelen (Nederlands) in het Duits
betuttelen:
-
betuttelen
Conjugations for betuttelen:
o.t.t.
- betuttel
- betuttelt
- betuttelt
- betuttelen
- betuttelen
- betuttelen
o.v.t.
- betuttelde
- betuttelde
- betuttelde
- betuttelden
- betuttelden
- betuttelden
v.t.t.
- heb betutteld
- hebt betutteld
- heeft betutteld
- hebben betutteld
- hebben betutteld
- hebben betutteld
v.v.t.
- had betutteld
- had betutteld
- had betutteld
- hadden betutteld
- hadden betutteld
- hadden betutteld
o.t.t.t.
- zal betuttelen
- zult betuttelen
- zal betuttelen
- zullen betuttelen
- zullen betuttelen
- zullen betuttelen
o.v.t.t.
- zou betuttelen
- zou betuttelen
- zou betuttelen
- zouden betuttelen
- zouden betuttelen
- zouden betuttelen
diversen
- betuttel!
- betuttelt!
- betutteld
- betuttelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor betuttelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bekritteln | betuttelen | |
bemängeln | betuttelen | afkraken; bedillen; hekelen; katten; kraken; kritiseren; vitten |
schulmeistern | betuttelen |
Wiktionary: betuttelen
betuttelen
Cross Translation:
verb
-
(transitiv) eine Person oder eine Gruppe von Personen (Staat, Staatsbürger, Gruppe etc.) nicht selbstständig denken, entscheiden oder handeln lassen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• betuttelen | → [[herablassend behandeln]] | ↔ patronize — To assume a tone of unjustified superiority |