Nederlands

Uitgebreide vertaling voor betrouwbaarheid (Nederlands) in het Duits

betrouwbaarheid:

betrouwbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de betrouwbaarheid (degelijkheid; soliditeit; deugdelijkheid; stevigheid)
    die Beständigkeit; die Stetigkeit; die Tüchtigkeit; die Solidität
  2. de betrouwbaarheid (geloofwaardigheid)
    die Glaubwürdigkeit; die Plausibilität; die Glaubhaftigkeit
  3. de betrouwbaarheid
    die Zuverlässigkeit

Vertaal Matrix voor betrouwbaarheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Beständigkeit betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid bestand zijn; bestendigheid; hechtheid; onomstotelijkheid; onverbrekelijkheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; soliditeit; stevigheid; vastheid
Glaubhaftigkeit betrouwbaarheid; geloofwaardigheid aannemelijkheid; plausibiliteit; waarschijnlijkheid
Glaubwürdigkeit betrouwbaarheid; geloofwaardigheid aannemelijkheid; plausibiliteit; waarschijnlijkheid
Plausibilität betrouwbaarheid; geloofwaardigheid aannemelijkheid; plausibiliteit; waarschijnlijkheid
Solidität betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid bestand zijn; bestendigheid; degelijkheid; gedegenheid; grondigheid; hechtheid; onverbrekelijkheid; soliditeit; stevigheid; vastheid
Stetigkeit betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid bestand zijn; bestendigheid; onomstotelijkheid; onverbrekelijkheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid
Tüchtigkeit betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid dapperheid; handigheid; kneep; koenheid; kranigheid; kunde; kundigheid; kunst; moed; onversaagdheid; toer; truc
Zuverlässigkeit betrouwbaarheid aannemelijkheid; plausibiliteit; waarschijnlijkheid

Verwante woorden van "betrouwbaarheid":


Wiktionary: betrouwbaarheid

betrouwbaarheid
noun
  1. Statistik: geometrischer Ort der Fehlerwahrscheinlichkeit bei einer Schätzung im Konfidenzintervall

Cross Translation:
FromToVia
betrouwbaarheid Zuverlässigkeit reliability — quality of being reliable

betrouwbaarheid vorm van betrouwbaar:

betrouwbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. betrouwbaar (deugdelijk; degelijk)
    zuverlässig; gründlich; solide; rechtschaffen; dauerhaft; tauglich; gediegen; tüchtig; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; robust; effektiv

Vertaal Matrix voor betrouwbaar:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
effektiv betrouwbaar; degelijk; deugdelijk daadwerkelijk; degelijk; deugdelijk; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; feitelijk; gedegen; in feite; in werkelijkheid; krachtig; van goede hoedanigheid; werkelijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dauerhaft betrouwbaar; degelijk; deugdelijk blijvend; consistent; de hele tijd; degelijk; duurzaam; ferm; fiks; flink; gelijkmatig; gestaag; hecht; solide; stabiel; stevig; voortdurend
fest betrouwbaar; degelijk; deugdelijk degelijk; diepgeworteld; doortastend; drastisch; ferm; hard; hardop; hecht; krachtdadig; krachtig; luid; pittig; solide; stevig; straf
gediegen betrouwbaar; degelijk; deugdelijk curieus; degelijk; degelijke; deugdelijk; ferm; fiks; flink; gedegen; merkwaardig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; van goede hoedanigheid; vreemd
gründlich betrouwbaar; degelijk; deugdelijk absoluut; accuraat; boeiend; conscientieus; correct; degelijk; deugdelijk; diepgaand; diepgravend; fascinerend; gedegen; gedetailleerd; goed; grondig; helemaal; in het geheel; integrerend; juist; met zorg; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; niet oppervlakkig; precies; secuur; totaal; van goede hoedanigheid; volkomen; zorgvuldig
handfest betrouwbaar; degelijk; deugdelijk degelijk; onweerlegbaar; pittig; solide; stevig; straf; vast en zeker
kräftig betrouwbaar; degelijk; deugdelijk breed; daadkrachtig; degelijk; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; erg; fel; ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; geanimeerd; heftig; hevig; krachtdadig; krachtig; levendig; massief; met een krachtige uitwerking; niet hol; potig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; uit de kluiten gewassen; vief; vol fut
rechtschaffen betrouwbaar; degelijk; deugdelijk braaf; degelijk; deugdelijk; echt; eerlijk; gedegen; in hart en nieren; ongeveinsd; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; van goede hoedanigheid
robust betrouwbaar; degelijk; deugdelijk breed; degelijk; ferm; fiks; flink; fors; massief; niet hol; potig; robuust; solide; stabiel; sterk; stevig; stevig gebouwd; uit de kluiten gewassen
solid betrouwbaar; degelijk; deugdelijk degelijk; deugdelijk; gedegen; van goede hoedanigheid
solide betrouwbaar; degelijk; deugdelijk bekend; degelijk; degelijke; deugdelijk; doortimmerd; ferm; fiks; flink; gedegen; gefundeerd; onderbouwd; robuust; solide; stabiel; sterk; stevig; stevig gebouwd; van goede hoedanigheid; vertrouwd
stabil betrouwbaar; degelijk; deugdelijk degelijk; ferm; fiks; flink; massief; niet hol; robuust; solide; stabiel; stationair; sterk; stevig; stevig gebouwd
tauglich betrouwbaar; degelijk; deugdelijk behendig; bekwaam; bruikbare; degelijk; fysiek in staat; handig; in staat; kundig; solide; stevig; vaardig
tüchtig betrouwbaar; degelijk; deugdelijk bedreven; behendig; behoorlijk; bekwaam; bitter teleurgesteld; briljant; danig; degelijk; deugdelijk; duchtig; geagiteerd; gedegen; geoefend; handig; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; levendig; vaardig; van goede hoedanigheid; verbitterd; verhit; vindingrijk
zuverlässig betrouwbaar; degelijk; deugdelijk bekend; degelijk; degelijke; deugdelijk; gedegen; solide; stevig; van goede hoedanigheid; vertrouwd

Verwante woorden van "betrouwbaar":


Wiktionary: betrouwbaar


Cross Translation:
FromToVia
betrouwbaar gewissenhaft; geflissen; fleißig assiduous — hard-working, diligent
betrouwbaar verlässlich; zuverlässig dependable — able to be depended on
betrouwbaar verlässlich; zuverlässig reliable — fit to be relied on
betrouwbaar zuverlässig responsible — able to be trusted
betrouwbaar vertrauenswürdig; glaubwürdig trustworthy — reliable
betrouwbaar zuverlässig; verlässlich fiable — À qui ou auquel on peut se fier.
betrouwbaar gefahrlos; geheuer; harmlos; ungefährlich; sicher; gesichert; vertrauenswert; zuverlässig; bestimmt; gewiß; zuversichtlich; unzweifelhaft sûrdont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.