Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beterden (Nederlands) in het Duits
beteren:
-
beteren (gezond worden; genezen; helen)
-
beteren (leven beteren)
verbessern; aufbessern; bessern; kurieren; genesen; gesunden; sichbessern-
aufbessern werkwoord (bessere auf, besserst auf, bessert auf, besserte auf, bessertet auf, aufgebessert)
-
sichbessern werkwoord
-
beteren (verbeteren; corrigeren; herstellen; bijwerken; goedmaken; repareren; herzien; renoveren)
korrigieren; verbessern; bessern; ergänzen; aufbessern; ausbessern; erneuern; vervollkommnen; ausbauen; berichtigen; abhelfen; renovieren-
aufbessern werkwoord (bessere auf, besserst auf, bessert auf, besserte auf, bessertet auf, aufgebessert)
-
ausbessern werkwoord (bessere aus, besserst aus, bessert aus, besserte aus, bessertet aus, ausgebessert)
-
vervollkommnen werkwoord (vervollkomme, vervollkommst, vervollkommt, vervollkam, vervollkamt, vervollkommen)
-
berichtigen werkwoord (berichtige, berichtigest, berichtiget, berichtigete, berichtigetet, berichtigt)
Conjugations for beteren:
o.t.t.
- beter
- betert
- betert
- beteren
- beteren
- beteren
o.v.t.
- beterde
- beterde
- beterde
- beterden
- beterden
- beterden
v.t.t.
- heb gebeterd
- hebt gebeterd
- heeft gebeterd
- hebben gebeterd
- hebben gebeterd
- hebben gebeterd
v.v.t.
- had gebeterd
- had gebeterd
- had gebeterd
- hadden gebeterd
- hadden gebeterd
- hadden gebeterd
o.t.t.t.
- zal beteren
- zult beteren
- zal beteren
- zullen beteren
- zullen beteren
- zullen beteren
o.v.t.t.
- zou beteren
- zou beteren
- zou beteren
- zouden beteren
- zouden beteren
- zouden beteren
diversen
- beter!
- betert!
- gebeterd
- beterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beteren:
Wiktionary: beteren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beteren | → sich verbessern | ↔ improve — to become better |