Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bestemming (Nederlands) in het Duits

bestemming:

bestemming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de bestemming (geadresseerde)
    der Empfänger; der Adressat; Schicksal; Los; Geschick; Los des Lebens
  2. de bestemming (reisbestemming; eindpunt; doel)
    die Bestimmung; die Reisebestimmung; Ziel
  3. de bestemming (reisdoel)
    Reiseziel
  4. de bestemming (uiteindelijke doel; eindpunt; eindstation; eindhalte)
    die Bestimmung; der Zielbahnhof; Entgültiges Ziel
  5. de bestemming
  6. de bestemming
    die Zuteilung

Vertaal Matrix voor bestemming:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Adressat bestemming; geadresseerde hij die ontvangt; ontvanger; recipiënt
Bestimmung bestemming; doel; eindhalte; eindpunt; eindstation; reisbestemming; uiteindelijke doel afspraak; akkoord; bepaling; besluit; besluiten; constatering; determinatie; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; orde; overeenkomst; raadsbesluit; regel; regeling; reglement; schikking; tucht; vaststelling; voorschrift; wet
Empfänger bestemming; geadresseerde hij die ontvangt; iemand aan wie iets gegeven wordt; ontvanger; recipiënt
Entgültiges Ziel bestemming; eindhalte; eindpunt; eindstation; uiteindelijke doel
Geschick bestemming; geadresseerde avonturen; lotgevallen; noodlot; ongelukkig lot
Los bestemming; geadresseerde bouwwerk; gebouw; lot; loterijbriefje; loterijlot; pand; partij
Los des Lebens bestemming; geadresseerde levenslot
Reisebestimmung bestemming; doel; eindpunt; reisbestemming
Reiseziel bestemming; reisdoel
Schicksal bestemming; geadresseerde levenslot; lot; lotgeval; lotsbestemming; noodlot; ongelukkig lot
Ziel bestemming; doel; eindpunt; reisbestemming doel; doel bij voetbalwedstrijd; doel-; doeleinde; doelstelling; doelvoorziening; doelwit; einde; eindpaal; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; goal; intentie; inzet; meet; mikpunt; moedwil; streven; voornemen
Zielbahnhof bestemming; eindhalte; eindpunt; eindstation; uiteindelijke doel
Zuteilung bestemming distributie; rantsoenering; toewijzing; toewijzingen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Verkehrsraum bestemming

Wiktionary: bestemming

bestemming
noun
  1. het eindpunt van een route

Cross Translation:
FromToVia
bestemming Bestimmungsort; Reiseziel destination — the place set for the end of a journey, or to which something is sent
bestemming Bestimmung; Fügung; Schicksal destinationemploi auquel une personne ou une chose devoir affecter ou usage qu’on en peut faire.
bestemming Fügung; Geschick; Los; Schicksal; Verhängnis; Bestimmung destinéedestin particulier d’une personne ou d’une chose.