Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bescheuren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bescheurt (Nederlands) in het Duits

bescheuren:

bescheuren werkwoord (bescheur, bescheurt, bescheurde, bescheurden, bescheurd)

  1. bescheuren
    sich totlachen; schieflachen; sich kranklachen
    • sich totlachen werkwoord (lache mich tot, lachst dich tot, lacht sich tot, lachte sich tot, lachtet euch tot, sich totgelacht)
    • schieflachen werkwoord (lache schief, lachst schief, lacht schief, lachte schief, lachtet schief, schiefgelacht)
    • sich kranklachen werkwoord (lache mich, lachst dich, lacht sich, lachte sich, lachtet euch, sich gelacht)

Conjugations for bescheuren:

o.t.t.
  1. bescheur
  2. bescheurt
  3. bescheurt
  4. bescheuren
  5. bescheuren
  6. bescheuren
o.v.t.
  1. bescheurde
  2. bescheurde
  3. bescheurde
  4. bescheurden
  5. bescheurden
  6. bescheurden
v.t.t.
  1. heb bescheurd
  2. hebt bescheurd
  3. heeft bescheurd
  4. hebben bescheurd
  5. hebben bescheurd
  6. hebben bescheurd
v.v.t.
  1. had bescheurd
  2. had bescheurd
  3. had bescheurd
  4. hadden bescheurd
  5. hadden bescheurd
  6. hadden bescheurd
o.t.t.t.
  1. zal bescheuren
  2. zult bescheuren
  3. zal bescheuren
  4. zullen bescheuren
  5. zullen bescheuren
  6. zullen bescheuren
o.v.t.t.
  1. zou bescheuren
  2. zou bescheuren
  3. zou bescheuren
  4. zouden bescheuren
  5. zouden bescheuren
  6. zouden bescheuren
diversen
  1. bescheur!
  2. bescheurt!
  3. bescheurd
  4. bescheurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bescheuren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schieflachen bescheuren
sich kranklachen bescheuren gieren; hard lachen; uitgieren; zich bescheuren
sich totlachen bescheuren uitgieren; zich bescheuren

Computer vertaling door derden: