Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beramen (Nederlands) in het Duits
beramen:
-
beramen (plan beramen; bedenken; verzinnen; zinnen)
sinnen; planen; einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; sich ausdenken-
einen Plan entwerfen werkwoord
-
nachsinnen über werkwoord (sinne nach über, sinnst nach über, sinnt nach über, sinnte nach über, sinntet nach über, nachgesinnt über)
-
sich ausdenken werkwoord (denke mich aus, denkst dich aus, denkt sich aus, dachte sich aus, dachtet euch aus, sich ausgedacht)
-
beramen (schatten; ramen; taxeren)
Conjugations for beramen:
o.t.t.
- beraam
- beraamt
- beraamt
- beramen
- beramen
- beramen
o.v.t.
- beraamde
- beraamde
- beraamde
- beraamden
- beraamden
- beraamden
v.t.t.
- heb beraamd
- hebt beraamd
- heeft beraamd
- hebben beraamd
- hebben beraamd
- hebben beraamd
v.v.t.
- had beraamd
- had beraamd
- had beraamd
- hadden beraamd
- hadden beraamd
- hadden beraamd
o.t.t.t.
- zal beramen
- zult beramen
- zal beramen
- zullen beramen
- zullen beramen
- zullen beramen
o.v.t.t.
- zou beramen
- zou beramen
- zou beramen
- zouden beramen
- zouden beramen
- zouden beramen
diversen
- beraam!
- beraamt!
- beraamd
- beramend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beramen:
Computer vertaling door derden: