Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bepantseren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bepantseren (Nederlands) in het Duits

bepantseren:

bepantseren werkwoord (bepantser, bepantsert, bepantserde, bepantserden, bepantserd)

  1. bepantseren (harnassen)
    bewehren; bewaffnen
    • bewehren werkwoord (bewehre, bewehrst, bewehrt, bewehrte, bewehrtet, bewehrt)
    • bewaffnen werkwoord (bewaffne, bewaffnst, bewaffnt, bewaffnte, bewaffntet, bewaffnet)

Conjugations for bepantseren:

o.t.t.
  1. bepantser
  2. bepantsert
  3. bepantsert
  4. bepantseren
  5. bepantseren
  6. bepantseren
o.v.t.
  1. bepantserde
  2. bepantserde
  3. bepantserde
  4. bepantserden
  5. bepantserden
  6. bepantserden
v.t.t.
  1. heb bepantserd
  2. hebt bepantserd
  3. heeft bepantserd
  4. hebben bepantserd
  5. hebben bepantserd
  6. hebben bepantserd
v.v.t.
  1. had bepantserd
  2. had bepantserd
  3. had bepantserd
  4. hadden bepantserd
  5. hadden bepantserd
  6. hadden bepantserd
o.t.t.t.
  1. zal bepantseren
  2. zult bepantseren
  3. zal bepantseren
  4. zullen bepantseren
  5. zullen bepantseren
  6. zullen bepantseren
o.v.t.t.
  1. zou bepantseren
  2. zou bepantseren
  3. zou bepantseren
  4. zouden bepantseren
  5. zouden bepantseren
  6. zouden bepantseren
diversen
  1. bepantser!
  2. bepantsert!
  3. bepantserd
  4. bepantserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bepantseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewaffnen bepantseren; harnassen bewapenen; wapenen
bewehren bepantseren; harnassen