Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bepaaldheid:
  2. bepaald:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bepaaldheid (Nederlands) in het Duits

bepaaldheid:

bepaaldheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de bepaaldheid
    die Bestimmtheit

Vertaal Matrix voor bepaaldheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bestimmtheit bepaaldheid beslistheid; gedecideerdheid; hechtheid; onverbrekelijkheid; pertinentie; soliditeit; standvastigheid; stelligheid; stevigheid; vastberadenheid; vastbeslotenheid; vastheid; zekerheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid

Verwante woorden van "bepaaldheid":


bepaaldheid vorm van bepaald:

bepaald bijvoeglijk naamwoord

  1. bepaald (gedetermineerd)
    geschätzt; entschieden
  2. bepaald (een zekere)
    entschieden; geschätzt; gewiß; sicher
  3. bepaald (van palen voorzien)
    verpfählt; nit Pfahlen versehen

Vertaal Matrix voor bepaald:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- zeker
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entschieden bepaald; een zekere; gedetermineerd absoluut; beslist; besluitvaardig; dapper; doortastend; drastisch; eenduidig; ferm; gedecideerd; heldhaftig; heroïsch; kloek; kordaat; krachtdadig; krachtig; moedig; ondubbelzinnig; onverschrokken; onweerlegbaar; resoluut; ronduit; stellig; sterk; stout; stoutmoedig; vast en zeker; vastberaden; vastbesloten; zeker
geschätzt bepaald; een zekere; gedetermineerd circa; geschat; gewaardeerd; geziene; hooggeschat; omstreeks; ongeveer; pakweg; plusminus; ruwweg; welkome
gewiß bepaald; een zekere absoluut; beslist; echt; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; ronduit; stellig; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker
nit Pfahlen versehen bepaald; van palen voorzien
sicher bepaald; een zekere absoluut; accuraat; assertief; beslist; besluitvaardig; duidelijk; echt; feitelijk; ferm; fiks; flagrant; flink; gedecideerd; geheid; gewis; heel zeker; herkenbaar; heus; jazeker; kordaat; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onfeilbaar; ongetwijfeld; onmiskenbaar; onwankelbaar; onwrikbaar; op heterdaad; overduidelijk; pal; precies; resoluut; reëel; ronduit; secuur; standvastig; stellig; stevig; stipt; vast; vast en zeker; vastberaden; vastbesloten; vasthoudend; veilig; volhardend; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker; zelfbewust; zelfverzekerd; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zorgvuldig
verpfählt bepaald; van palen voorzien

Verwante woorden van "bepaald":


Synoniemen voor "bepaald":


Verwante definities voor "bepaald":

  1. het is duidelijk om wie of wat het gaat1
    • bepaalde vruchten kun je lang bewaren1

Wiktionary: bepaald

bepaald
adjective
  1. nauwkeurig vastgesteld, nauwkeurig omschreven, afgesproken

Computer vertaling door derden: