Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beminde (Nederlands) in het Duits

beminde:

beminde [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de beminde (liefste; schatje; poepje; )
    Schätzchen; der Schatz; der Liebste; die Liebe; Herzchen; Liebchen; der Liebling; die Geliebte; Lieb
    • Schätzchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Schatz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebste [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Herzchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Liebling [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Geliebte [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Lieb [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. de beminde (liefje; liefste; schat; )
    der Schatz; Juwel; Schätzchen; Herzchen; liebes Kind
  3. de beminde (minnares; vriendin; geliefde)
    die Freundin; die Geliebte; der Geliebter; der Freund; der Liebhaber; Liebchen; der Liebling; der Liebste

beminde bijvoeglijk naamwoord

  1. beminde
    geliebt

Vertaal Matrix voor beminde:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Freund beminde; geliefde; minnares; vriendin compagnon; gabber; gabbertje; gezel; gezellin; hartje; kameraad; kameraadje; kerel; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; man; manspersoon; pal; partner; spitsbroeder; vent; vriend; vriendje
Freundin beminde; geliefde; minnares; vriendin gabber; gezel; hartje; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; maat; maatje; makker; pal; scharreltje; vriend; vriendin; vriendinnetje; vriendje
Geliebte beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; minnares; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin aanbidder; gezel; hartje; hartsvriendin; kameraadje; liefhebber; liefje; maatje; maîtresse; minnaar; minnaars; vriendin; vrijer; vrijers
Geliebter beminde; geliefde; minnares; vriendin aanbidder; hartje; liefhebber; minnaar; vrijer
Herzchen beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin hartje; kindlief; liefje; lieveling; lieverd; schatje; schatteboutjes; snoepje; snoes; snoesje
Juwel beminde; geliefde; liefje; liefste; schat; snoes; vriendin bijou; juweel; sieraad; sierstuk
Lieb beminde; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes
Liebchen beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; minnares; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin hartje; scharreltje; schatteboutjes; vriendinnetje
Liebe beminde; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes genegenheid; innigheid; liefde
Liebhaber beminde; geliefde; minnares; vriendin aanbidder; enthousiasteling; hartje; liefhebber; minnaar; vrijer
Liebling beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; minnares; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin hartje; lieveling; lievelingetje; lieverd; schatje; schatteboutjes; snoepje; snoes; snoesje; troetelkind
Liebste beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; minnares; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin gezel; hartje; hartsvriendin; kameraadje; liefje; maatje; vriendin
Schatz beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin kindlief; liefje; schatteboutjes
Schätzchen beminde; duifje; geliefde; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin kindlief; liefjes; lievelingetje; schatjes; schattebouten; schatteboutje; schatteboutjes; schatten; troetels; troeteltje
liebes Kind beminde; geliefde; liefje; liefste; schat; snoes; vriendin kindlief
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geliebt beminde begeerd; bemind; dierbaar; favoriet; geliefd; geliefkoosd; gestreeld uit liefde; gewild; gezocht; het meest gewild; lief; toegenegen; veelgevraagd

Wiktionary: beminde


Cross Translation:
FromToVia
beminde Liebe; Liebchen; Liebling beloved — someone who is loved

beminnen:

beminnen werkwoord (bemin, bemint, beminde, beminden, bemind)

  1. beminnen (liefhebben; houden van)
    lieben; liebhaben
    • lieben werkwoord (liebe, liebst, liebt, liebte, liebtet, geliebt)
    • liebhaben werkwoord (habe lieb, hast lieb, hat lieb, hatte lieb, hattet lieb, liebgehabt)
  2. beminnen (vrijen; de liefde bedrijven; minnen; liefkozen; minnekozen)
    bumsen; Geschlechtsverkehr haben; ficken; sich lieben; Liebe machen; miteinander schlafen

Conjugations for beminnen:

o.t.t.
  1. bemin
  2. bemint
  3. bemint
  4. beminnen
  5. beminnen
  6. beminnen
o.v.t.
  1. beminde
  2. beminde
  3. beminde
  4. beminden
  5. beminden
  6. beminden
v.t.t.
  1. heb bemind
  2. hebt bemind
  3. heeft bemind
  4. hebben bemind
  5. hebben bemind
  6. hebben bemind
v.v.t.
  1. had bemind
  2. had bemind
  3. had bemind
  4. hadden bemind
  5. hadden bemind
  6. hadden bemind
o.t.t.t.
  1. zal beminnen
  2. zult beminnen
  3. zal beminnen
  4. zullen beminnen
  5. zullen beminnen
  6. zullen beminnen
o.v.t.t.
  1. zou beminnen
  2. zou beminnen
  3. zou beminnen
  4. zouden beminnen
  5. zouden beminnen
  6. zouden beminnen
diversen
  1. bemin!
  2. bemint!
  3. bemind
  4. beminnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beminnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geschlechtsverkehr haben beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
Liebe machen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
bumsen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen bonzen; geslachtsgemeenschap hebben; knallen; luiden; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vozen; vrijen
ficken beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen geslachtsgemeenschap hebben; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vozen; vrijen
lieben beminnen; houden van; liefhebben; minnen
liebhaben beminnen; houden van; liefhebben; minnen
miteinander schlafen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
sich lieben beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen

Wiktionary: beminnen

beminnen
verb
  1. amoureuze gevoelens voor iemand koesteren

Cross Translation:
FromToVia
beminnen lieb haben; lieben; gern haben love — have a strong affection for
beminnen mögen; achten; schätzen; wertschätzen; würdigen; gern haben; Zuneigung empfinden für aimerressentir un fort sentiment d’attirance pour quelqu’un ou quelque chose.