Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- beknotten:
-
Wiktionary:
- beknotten → beschneiden, verkürzen, stutzen, beschränken, kürzen, drosseln, begrenzen, einschränken
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beknotten (Nederlands) in het Duits
beknotten:
-
beknotten (beperken)
beschränken; limitieren; begrenzen; einschränken; abgrenzen; eindämmen; beschneiden; absperren; umzäunen; einsäumen; abzäunen-
einschränken werkwoord (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
-
beknotten (inperken)
beschränken; begrenzen; einschränken; eindämmen; limitieren-
einschränken werkwoord (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
Conjugations for beknotten:
o.t.t.
- beknot
- beknot
- beknot
- beknotten
- beknotten
- beknotten
o.v.t.
- beknotte
- beknotte
- beknotte
- beknotten
- beknotten
- beknotten
v.t.t.
- heb beknot
- hebt beknot
- heeft beknot
- hebben beknot
- hebben beknot
- hebben beknot
v.v.t.
- had beknot
- had beknot
- had beknot
- hadden beknot
- hadden beknot
- hadden beknot
o.t.t.t.
- zal beknotten
- zult beknotten
- zal beknotten
- zullen beknotten
- zullen beknotten
- zullen beknotten
o.v.t.t.
- zou beknotten
- zou beknotten
- zou beknotten
- zouden beknotten
- zouden beknotten
- zouden beknotten
diversen
- beknot!
- beknot!
- beknot
- beknottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beknotten:
Wiktionary: beknotten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beknotten | → beschneiden; verkürzen; stutzen | ↔ curtail — to shorten or abridge |
• beknotten | → beschränken; kürzen; drosseln; beschneiden | ↔ curtail — to limit or restrict |
• beknotten | → begrenzen; beschränken; einschränken | ↔ limiter — Servir de ligne de démarcation à un terrain, à un pays. |
Computer vertaling door derden: