Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. beknibbelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beknibbelen (Nederlands) in het Duits

beknibbelen:

beknibbelen werkwoord (beknibbel, beknibbelt, beknibbelde, beknibbelden, beknibbeld)

  1. beknibbelen (knibbelen; schrapen; knijpen)
    feilschen; zwacken; schachern; knabbern; knausern
    • feilschen werkwoord (feilsche, feilschst, feilscht, feilschte, feilschtet, gefeilscht)
    • zwacken werkwoord (zwacke, zwackst, zwackt, zwackte, zwacktet, gezwackt)
    • schachern werkwoord (schachere, schacherst, schachert, schacherte, schachertet, geschachert)
    • knabbern werkwoord (knabbere, knabberst, knabbert, knabberte, knabbertet, keknabbert)
    • knausern werkwoord (knausere, knauserst, knausert, knauserte, knausertet, geknausert)

Conjugations for beknibbelen:

o.t.t.
  1. beknibbel
  2. beknibbelt
  3. beknibbelt
  4. beknibbelen
  5. beknibbelen
  6. beknibbelen
o.v.t.
  1. beknibbelde
  2. beknibbelde
  3. beknibbelde
  4. beknibbelden
  5. beknibbelden
  6. beknibbelden
v.t.t.
  1. heb beknibbeld
  2. hebt beknibbeld
  3. heeft beknibbeld
  4. hebben beknibbeld
  5. hebben beknibbeld
  6. hebben beknibbeld
v.v.t.
  1. had beknibbeld
  2. had beknibbeld
  3. had beknibbeld
  4. hadden beknibbeld
  5. hadden beknibbeld
  6. hadden beknibbeld
o.t.t.t.
  1. zal beknibbelen
  2. zult beknibbelen
  3. zal beknibbelen
  4. zullen beknibbelen
  5. zullen beknibbelen
  6. zullen beknibbelen
o.v.t.t.
  1. zou beknibbelen
  2. zou beknibbelen
  3. zou beknibbelen
  4. zouden beknibbelen
  5. zouden beknibbelen
  6. zouden beknibbelen
diversen
  1. beknibbel!
  2. beknibbelt!
  3. beknibbeld
  4. beknibbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beknibbelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
feilschen beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen afdingen; afpingelen; dingen; kromliggen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; sjaggeren
knabbern beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; peuzelen
knausern beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen
schachern beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen graaien; grabbelen; snuffelen
zwacken beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen nijpen

Wiktionary: beknibbelen


Cross Translation:
FromToVia
beknibbelen knapp halten; knausern skimp — to save; to be parsimonious or stingy