Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. beklemdheid:
  2. beklemd:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beklemdheid (Nederlands) in het Duits

beklemdheid:

beklemdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de beklemdheid (gevoel van beklemming; benauwdheid)
    die Beklemmung; die Beklommenheit

Vertaal Matrix voor beklemdheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Beklemmung beklemdheid; benauwdheid; gevoel van beklemming bedomptheid; beklemming; benauwdheid
Beklommenheit beklemdheid; benauwdheid; gevoel van beklemming beklemming; benauwdheid

Verwante woorden van "beklemdheid":


beklemd:

beklemd bijvoeglijk naamwoord

  1. beklemd (bekneld)
    eingeklemmt; bedrängt
  2. beklemd (geklemd)
    eingeklemmt; bange; bedrängt; beklemmt

Vertaal Matrix voor beklemd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bange beklemd; geklemd beducht; beklemmend; benauwend
bedrängt beklemd; bekneld; geklemd bedompt; beklemmend; benard; benauwd; benauwend; drukkend; ernstig; hachelijk; klemgereden; klemgezet; kritiek; muf; penibel; zorgelijk; zorgwekkend
beklemmt beklemd; geklemd bedompt; beklemmend; benauwd; benauwend; drukkend; muf
eingeklemmt beklemd; bekneld; geklemd klemgereden; klemgezet

Verwante woorden van "beklemd":