Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- bekendheid:
- bekend:
-
Wiktionary:
- bekendheid → Bekanntschaft, Umgang, Gewohnheit, Ruhm, Kenntnis, Wissen, Wissenschaft, Bewußtsein, Begriff, Bekannter
- bekend → auf dem Laufenden, bekannt
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bekendheid (Nederlands) in het Duits
bekendheid:
-
de bekendheid (reputatie)
die Bekanntheit
Vertaal Matrix voor bekendheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Bekanntheit | bekendheid; reputatie |
Verwante woorden van "bekendheid":
Wiktionary: bekendheid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bekendheid | → Bekanntschaft; Umgang | ↔ acquaintance — state of being acquainted |
• bekendheid | → Gewohnheit | ↔ custom — familiar acquaintance; familiarity |
• bekendheid | → Ruhm | ↔ fame — state of being famous |
• bekendheid | → Kenntnis; Wissen; Wissenschaft; Bewußtsein; Begriff; Bekannter | ↔ connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître |
bekendheid vorm van bekend:
-
bekend (vertrouwd)
bekannt; zuverlässig; familiär; solide; glaubwürdig; glaubhaft; gewohnt; solvabel-
bekannt bijvoeglijk naamwoord
-
zuverlässig bijvoeglijk naamwoord
-
familiär bijvoeglijk naamwoord
-
solide bijvoeglijk naamwoord
-
glaubwürdig bijvoeglijk naamwoord
-
glaubhaft bijvoeglijk naamwoord
-
gewohnt bijvoeglijk naamwoord
-
solvabel bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bekend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bekannt | bekend; vertrouwd | familiair; ruchtbaar; tutoyerend |
familiär | bekend; vertrouwd | familiair; gemeenzaam; tutoyerend |
gewohnt | bekend; vertrouwd | geregeld; gewend; gewoon; op vaste tijden; regelmatig; regulier |
glaubhaft | bekend; vertrouwd | aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; waarschijnlijk |
glaubwürdig | bekend; vertrouwd | aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; waarschijnlijk |
solide | bekend; vertrouwd | betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; doortimmerd; ferm; fiks; flink; gedegen; gefundeerd; onderbouwd; robuust; solide; stabiel; sterk; stevig; stevig gebouwd; van goede hoedanigheid |
solvabel | bekend; vertrouwd | kredietwaardig; solvabel; solvent |
zuverlässig | bekend; vertrouwd | betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; gedegen; solide; stevig; van goede hoedanigheid |
Verwante woorden van "bekend":
Antoniemen van "bekend":
Verwante definities voor "bekend":
Wiktionary: bekend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bekend | → auf dem Laufenden | ↔ abreast — informed |
• bekend | → bekannt | ↔ acquainted — familiar |
• bekend | → bekannt | ↔ familiar — known to one |