Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beheerst (Nederlands) in het Duits

beheerst:

beheerst bijvoeglijk naamwoord

  1. beheerst
    gelassen; ausgeglichen; harmonisch

Vertaal Matrix voor beheerst:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausgeglichen beheerst evenwichtig; genivelleerd; harmonisch; in evenwicht; vereffend
gelassen beheerst bedaard; evenwichtig; geduldig; gelaten; gelijkmoedig; gerust; in evenwicht; kalm; kalm afwachtend; koelbloedig; lankmoedig; lijdzaam; luchthartig; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbekommerd; onbesuisd; onbewogen; onbezorgd; ongebruikt; ongeopend; onverschillig; onverzwakt; rustig; stoïcijns; zorgeloos
harmonisch beheerst evenwichtig; harmonieus; harmonisch; in evenwicht; melodieus; welklinkend; welluidend

Verwante woorden van "beheerst":

  • beheerstheid

Wiktionary: beheerst

beheerst
adjective
  1. zonder uitspatten

Cross Translation:
FromToVia
beheerst cool cool — colloquial: of a person, knowing what to do and how to behave in any situation
beheerst kühl; cool cool — colloquial: not upset

beheerst vorm van beheersen:

beheersen werkwoord (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)

  1. beheersen (bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren; intomen)
    beherrschen; bezwingen
    • beherrschen werkwoord (beherrsche, beherrscht, beherrschte, beherrschtet, beherrscht)
    • bezwingen werkwoord (bezwinge, bezwingst, bezwingt, bezwang, bezwangt, bezwungen)
  2. beheersen (beteugelen; intomen)
    beherrschen; zügeln; unterdrücken; in Zucht halten; dämpfen; bändigen
    • beherrschen werkwoord (beherrsche, beherrscht, beherrschte, beherrschtet, beherrscht)
    • zügeln werkwoord (zügele, zügelst, zügelt, zügelte, zügeltet, gezügelt)
    • unterdrücken werkwoord (unterdrücke, unterdrückst, unterdrückt, unterdrückte, unterdrücktet, unterdrückt)
    • in Zucht halten werkwoord
    • dämpfen werkwoord (dämpfe, dämpfst, dämpft, dämpfte, dämpftet, gedämpft)
    • bändigen werkwoord (bändige, bändigst, bändigt, bändigte, bändigtet, gebändigt)
  3. beheersen (machtiger zijn; overheersen; onderwerpen; heersen over)
  4. beheersen (rustig blijven; inhouden; inslikken)
    beherrschen; Ruhig bleiben

Conjugations for beheersen:

o.t.t.
  1. beheers
  2. beheerst
  3. beheerst
  4. beheersen
  5. beheersen
  6. beheersen
o.v.t.
  1. beheersde
  2. beheersde
  3. beheersde
  4. beheersden
  5. beheersden
  6. beheersden
v.t.t.
  1. heb beheerst
  2. hebt beheerst
  3. heeft beheerst
  4. hebben beheerst
  5. hebben beheerst
  6. hebben beheerst
v.v.t.
  1. had beheerst
  2. had beheerst
  3. had beheerst
  4. hadden beheerst
  5. hadden beheerst
  6. hadden beheerst
o.t.t.t.
  1. zal beheersen
  2. zult beheersen
  3. zal beheersen
  4. zullen beheersen
  5. zullen beheersen
  6. zullen beheersen
o.v.t.t.
  1. zou beheersen
  2. zou beheersen
  3. zou beheersen
  4. zouden beheersen
  5. zouden beheersen
  6. zouden beheersen
diversen
  1. beheers!
  2. beheerst!
  3. beheerst
  4. beheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beheersen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ruhig bleiben beheersen; inhouden; inslikken; rustig blijven
beherrschen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; inhouden; inslikken; intomen; matigen; rustig blijven beteugelen; bevelen; commanderen; de overhand hebben; decreteren; domineren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; opdragen; overheersen; regeren; verordenen
bezwingen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onderdrukken; overmannen; overmeesteren; overweldigen; terughouden; zich meester maken van
bändigen beheersen; beteugelen; intomen onder gezag brengen; onderwerpen; temmen
dämpfen beheersen; beteugelen; intomen bedaren; dempen; iem. verstikken; kalmeren; matigen; op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; stoven; sudderen; sussen; temperen; tot kalmte manen; zich matigen
in Zucht halten beheersen; beteugelen; intomen
mächtiger sein beheersen; heersen over; machtiger zijn; onderwerpen; overheersen
unterdrücken beheersen; beteugelen; intomen bedwingen; beteugelen; de kop indrukken; eronder krijgen; in bedwang houden; klein krijgen; onderdrukken; terughouden
zügeln beheersen; beteugelen; intomen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beherrschen gedomineerd; onderworpen

Antoniemen van "beheersen":


Verwante definities voor "beheersen":

  1. iets kunnen1
    • hij beheerst het Nederlands perfect1
  2. kalm blijven1
    • hij wilde gaan schelden, maar hij beheerste zich1

Wiktionary: beheersen


Cross Translation:
FromToVia
beheersen kontrollieren; steuern control — to exercise influence over, to suggest or dictate the behavior of
beheersen regulieren govern — to control the actions of
beheersen meistern master — to learn to a high degree