Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- behangen:
-
Wiktionary:
- behangen → tapezieren
- behangen → aufhängen, dekorieren, schmücken, tapezieren, beziehen, überziehen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor behangen (Nederlands) in het Duits
behangen:
-
behangen
Conjugations for behangen:
o.t.t.
- behang
- behangt
- behangt
- behangen
- behangen
- behangen
o.v.t.
- behing
- behing
- behing
- behingen
- behingen
- behingen
v.t.t.
- heb behangd
- hebt behangd
- heeft behangd
- hebben behangd
- hebben behangd
- hebben behangd
v.v.t.
- had behangd
- had behangd
- had behangd
- hadden behangd
- hadden behangd
- hadden behangd
o.t.t.t.
- zal behangen
- zult behangen
- zal behangen
- zullen behangen
- zullen behangen
- zullen behangen
o.v.t.t.
- zou behangen
- zou behangen
- zou behangen
- zouden behangen
- zouden behangen
- zouden behangen
diversen
- behang!
- behangt!
- behangd
- behangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor behangen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tapezieren | behangen |
Wiktionary: behangen
behangen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• behangen | → aufhängen | ↔ hang — to apply (wallpaper or drywall to a wall) |
• behangen | → dekorieren; schmücken | ↔ hang — to decorate (something) with hanging objects |
• behangen | → tapezieren | ↔ wallpaper — to cover with wallpaper |
• behangen | → beziehen; überziehen; tapezieren | ↔ tapisser — revêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent. |