Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. begaan:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor begaan:
    • begehen


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor begaan (Nederlands) in het Duits

begaan:

begaan werkwoord (bega, begaat, beging, negingen, begaan)

  1. begaan (per ongeluk doen)
    pflegen; treiben; ausüben; betreiben; ungewollt etwas tun
    • pflegen werkwoord (pflege, pflegst, pflegt, pflegte, pflegtet, gepflegt)
    • treiben werkwoord (treibe, treibst, treibt, trieb, triebt, getrieben)
    • ausüben werkwoord (übe aus, übst aus, übt aus, übte aus, übtet aus, ausgeübt)
    • betreiben werkwoord (betreibe, betreibst, betreibt, betrieb, betriebt, betrieben)

Conjugations for begaan:

o.t.t.
  1. bega
  2. begaat
  3. begaat
  4. begaan
  5. begaan
  6. begaan
o.v.t.
  1. beging
  2. beging
  3. beging
  4. begingen
  5. negingen
  6. begingen
v.t.t.
  1. heb begaan
  2. hebt begaan
  3. heeft begaan
  4. hebben begaan
  5. hebben begaan
  6. hebben begaan
v.v.t.
  1. had begaan
  2. had begaan
  3. had begaan
  4. hadden begaan
  5. hadden begaan
  6. hadden begaan
o.t.t.t.
  1. zal begaan
  2. zult begaan
  3. zal begaan
  4. zullen begaan
  5. zullen begaan
  6. zullen begaan
o.v.t.t.
  1. zou begaan
  2. zou begaan
  3. zou begaan
  4. zouden begaan
  5. zouden begaan
  6. zouden begaan
diversen
  1. bega!
  2. begaat!
  3. begaan
  4. begaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor begaan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausüben begaan; per ongeluk doen beoefenen; doen; handelen; plegen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; verrichten
betreiben begaan; per ongeluk doen beoefenen; de liefde bedrijven; doen; doordouwen; doorzetten; handelen; plegen; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; verrichten
pflegen begaan; per ongeluk doen bekommeren; plegen; verplegen; verzorgen; zich zorgen maken; zorgen voor; zorgen voor iemand; zorgen voor iets
treiben begaan; per ongeluk doen aankweken; aanplanten; beoefenen; de liefde bedrijven; doen; fokken; functioneren; gaan staan; genereren; handelen; kweken; lenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; omhoogrijzen; ontlenen; opkweken; opstaan; planten; plegen; procreëren; rijzen; telen; tornen; uithalen; uitoefenen; uitrichten; uitspoken; uittrekken; uitvoeren; verbouwen; verrichten; voortbrengen
ungewollt etwas tun begaan; per ongeluk doen

Wiktionary: begaan

begaan
verb
  1. iets doen dat onjuist of verboden is
begaan
verb
  1. etwas Negatives, Schädliches ausführen

Verwante vertalingen van begaan