Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bedillen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bedillen (Nederlands) in het Duits

bedillen:

bedillen werkwoord (bedil, bedilt, bedilde, bedilden, bedild)

  1. bedillen
    bemängeln; alles besser wissen

Conjugations for bedillen:

o.t.t.
  1. bedil
  2. bedilt
  3. bedilt
  4. bedillen
  5. bedillen
  6. bedillen
o.v.t.
  1. bedilde
  2. bedilde
  3. bedilde
  4. bedilden
  5. bedilden
  6. bedilden
v.t.t.
  1. heb bedild
  2. hebt bedild
  3. heeft bedild
  4. hebben bedild
  5. hebben bedild
  6. hebben bedild
v.v.t.
  1. had bedild
  2. had bedild
  3. had bedild
  4. hadden bedild
  5. hadden bedild
  6. hadden bedild
o.t.t.t.
  1. zal bedillen
  2. zult bedillen
  3. zal bedillen
  4. zullen bedillen
  5. zullen bedillen
  6. zullen bedillen
o.v.t.t.
  1. zou bedillen
  2. zou bedillen
  3. zou bedillen
  4. zouden bedillen
  5. zouden bedillen
  6. zouden bedillen
diversen
  1. bedil!
  2. bedilt!
  3. bedild
  4. bedillende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bedillen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alles besser wissen bedillen
bemängeln bedillen afkraken; betuttelen; hekelen; katten; kraken; kritiseren; vitten

Wiktionary: bedillen


Cross Translation:
FromToVia
bedillen schikanieren; Kleinigkeiten tadeln; schurigeln chicaneruser de chicane.