Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bedekken (Nederlands) in het Duits
bedekken:
-
bedekken (bekleden; overtrekken)
-
bedekken (met iets bestrijken)
-
bedekken (verhullen; maskeren; omhullen; versluieren; bemantelen; inhullen; hullen)
kamouflieren; hüllen; verhüllen; verschleiern; einhüllen-
kamouflieren werkwoord (kamoufliere, kamouflierst, kamoufliert, kamouflierte, kamoufliertet, kamoufliert)
-
verhüllen werkwoord
-
verschleiern werkwoord (verschleiere, verschleierst, verschleiert, verschleierte, verschleiertet, verschleiert)
-
Conjugations for bedekken:
o.t.t.
- bedek
- bedekt
- bedekt
- bedekken
- bedekken
- bedekken
o.v.t.
- bedekte
- bedekte
- bedekte
- bedekten
- bedekten
- bedekten
v.t.t.
- heb bedekt
- hebt bedekt
- heeft bedekt
- hebben bedekt
- hebben bedekt
- hebben bedekt
v.v.t.
- had bedekt
- had bedekt
- had bedekt
- hadden bedekt
- hadden bedekt
- hadden bedekt
o.t.t.t.
- zal bedekken
- zult bedekken
- zal bedekken
- zullen bedekken
- zullen bedekken
- zullen bedekken
o.v.t.t.
- zou bedekken
- zou bedekken
- zou bedekken
- zouden bedekken
- zouden bedekken
- zouden bedekken
diversen
- bedek!
- bedekt!
- bedekt
- bedekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
bedekken (beslaan)
Vertaal Matrix voor bedekken:
Wiktionary: bedekken
bedekken
Cross Translation:
verb
bedekken
-
iets over iets heen plaatsen zodat het niet zichtbaar is
- bedekken → bedecken
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bedekken | → verdecken; decken; zudecken | ↔ blanket — To cover |
• bedekken | → bedecken | ↔ carpet — to cover like a carpet |
• bedekken | → decken; abdecken | ↔ cover — to conceal or protect |
• bedekken | → verschlingen | ↔ engulf — surround; cover |
• bedekken | → beziehen; überziehen; belegen; decken; bedecken; einhüllen; verhüllen; zudecken; bespannen | ↔ recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général) |